NL
2.0 Installatie
Voor de juiste installatie van dit apparaat is het essentieel dat de
montage zo wordt uitgevoerd dat deze geschikt is voor het
bedoeld gebruik en voorspelbaar misbruik. Alvorens de installatie
te voltooien, dient men een aantal elementen in overweging te
nemen, waaronder de montagemethode voor bevestiging aan de
muur, het type en de toestand van de muur zelf en alle extra
mogelijke krachten of gewichten die eventueel op het apparaat
kunnen worden uitgeoefend/geplaatst.
Voordat met de installatie wordt gestart eerst het kartonnen
deksel verwijderen, de inhoud uitpakken en controleren of alle
onderdelen in FIG 1 erin zitten. Controleer de inhoud ook op
verborgen transportschade.
1. Onderstel
2. Buitenbehuizing
3. Garantiekaart
4. Instructiehandleiding
* Alleen type FN/FC
†
enkel geldig voor 4-pijps uitvoering
3.0 Wateraansluiting
Nota: Alvorens met het leiding netwerk te starten moet u de
leiding diameters bepalen voor het gewenste debiet en het
drukverlies..
l De leiding diameter moet in overeenstemming zijn met het
debiet en het drukverlies.
l Aansluiting wisselaar
3
/
" G.
4
l Wees voorzichtig bij het aansluiten van de toe- en
afvoerleidingen aan de iVECTOR; zie FIG 3 voor informatie.
Men vindt ook een aantal routing-opties in FIG 4.
l Er worden geen isolatiekleppen bij dit apparaat geleverd; men
wordt wel geadviseerd deze te installeren voor het geval er in
de toekomst onderhoud dient te worden gepleegd.
4.0 Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING: Alle iVECTOR-modellen dienen te worden geaard.
l De elektrische installatie dient te voldoen aan de plaatselijke
of nationale bedradingsvoorschriften en dient te worden
uitgevoerd door een bevoegde elektricien.
l Dit apparaat is voorzien van testsnoeren die in de fabriek zijn
aangesloten. Verwijder deze en gooi ze weg.
l Er dient een gezekerde elektrische aftakking met een zekering
van maximaal 3A en een schakelaar met 3mm scheiding op alle
polen te worden voorzien op een eenvoudig toegankelijke
locatie naast het apparaat.
l De stroomkabel dient in het apparaat te worden gevoerd via
de onderzijde van het apparaat, aan de rechterzijde van de
bedieningskast m.b.v. de meegeleverde wartel. Het netsnoer
mag alleen 0,75 mm² zijn.
l Verbind de fase, de nul en de aarde aan de klemverbindingen
op het aansluitblok.
l Volg stap a-c in FIG 8 om in het bedieningspaneel te komen. De
bedradingsschema's van het product staan in FIG 10.
l Teneinde de elektrische aansluiting van de thermische motoren
ten behoeve van het kraanwerk te vereenvoudigen kan men
het aansluitblok verwijderen van de printplaat zoals
weergegeven in FIG. 8d. Het kabel traject moet voldoen aan
FIG. 8e.
Voor alle koel toepassingen dient een externe gebruikt te worden.
5. Montageset
6. Filter
7. Rooster*
8. Externe leiding
†
Controleer de plek waar het product moet worden geïnstalleerd;
het muuroppervlak dient vlak te zijn en de vrije ruimte in FIG 2
dient beschikbaar te zijn. Als de iVECTOR op een valse wand
wordt geïnstalleerd, kan dit het geluidsniveau negatief
beïnvloeden, vooral bij hogere ventilatorsnelheden. Als de
iVECTOR gebruikt gaat worden voor koeltoepassingen, dient
men rekening te houden met de afvoer van het condensaat.
Voor types BC en BN dient procedure a tot f gevolgd te worden
van FIG. 5 en voor type FC en FN dient procedure a tot c en g tot
i gevolgd te worden om het toestel aan de wand te bevestigen.
NB: Plaats de buitenbehuizing niet totdat de wateraansluiting
(paragraaf 3) en elektrische aansluiting (paragraaf 4) gemaakt zijn.
Type BN - Inlaat aan onderzijde/geen regeling
Type BC - Inlaat aan onderzijde/geïntegreerde regeling
Type FN - Inlaat aan voorzijde/geen regeling
Type FC - Inlaat aan voorzijde/geïntegreerde regeling
l Als de iVECTOR gebruikt gaat worden voor koeltoepassingen
met gekoeld water, dient het leidingwerk dat het gekoelde
water levert te worden geïsoleerd. Er vormt zich condensaat
aan de spiraal dat in de condensaatvanger valt, zie FIG 6. Men
dient ervoor te zorgen dat het condensaat kan worden
afgevoerd volgens de plaatselijke regelgeving.
l Vul en ontlucht het systeem, open alle kleppen volledig en
ontlucht vanuit de warmtewisselaar, zie FIG 7; controleer dan
op lekken.
l De aanvoerleidingen die onder de iVECTOR lopen dienen
geïsoleerd te worden.
l Indien men de iVECTOR gaat gebruiken om te koelen moet men
een externe ruimtevoeler aansluiten. Het vervangen van de
interne voeler wordt weergegeven op FIG. 8f en 8g.
l Apparaten met regeling (type BC/FC) kunnen worden gebruikt
om apparaten zonder regeling aan te sturen (type BN/FN) door
de uitgang van 0-10V van het type BC/FC naar het type N te
voeren volgens bedradingsschema 10c. Verbindingsdraden
dienen klasse 22AWG, 60°C te zijn.
l Er kan een externe kamerthermostaat worden gebruikt om
apparaten zonder regeling (type BN/FN) te besturen. De
thermostaat dient een uitgangsspanning van 0-10 V te hebben.
l Het is mogelijk om maximaal 5 apparaten zonder regeling (type
BN/FN) te besturen vanuit een apparaat met regeling (type
BC/FC) of maximaal 6 apparaten zonder regeling (type BN/FN)
vanuit een externe regelaar (door derden geleverd). Zie
bedradingsschema 10a 'B' voor het uitgangssignaal van het
apparaat met regeling en 10b 'D' voor het ingangssignaal
vanuit het apparaat met regeling naar het apparaat zonder
regeling; dit is hetzelfde ingangssignaal als voor de externe
regelaar die staat in 10b 'D'.
l Meerdere kranen (tot 6 stuks) kunnen worden aangestuurd
zoals weergeven op FIG.10e.
iVECTOR
21