De volgende adviezen moeten nauwkeurig opgevolgd worden
om (ernstige) ongelukken te voorkomen.
1 - Lees aandachtig de instructies op de etiketten van de
machine en volg deze nauwkeurig op (zie pag. 2).
2 - Zich ervan overtuigen, dat niemand, in het bijzonder kinderen,
zich binnen het bereik van de grasmaaier bevindt (Fig. 1).
3 - De grasmaaier niet laten gebruiken door personen die er
noch de leeftijd, noch de ervaring, noch de nodige
lichamelijke kracht voor hebben of wanner u alcohol, drugs of
medicijnen heeft gebruikt (Fig. 2).
4 - Als de motor loopt, handen en voeten buiten bereik van het
maaimes houden (Fig. 3).
5 - Denk
altijd
aan
uw
veiligheid
dienovereenkomstig.
6 - Draag altijd stevige schoenen, nooits sandalen (zie pag. 10-
11).
7 - Draag altijd een veiligheidsbril of een andere oogbescherming
tijdens het werk (zie pag. 10-11).
8 - Zorg ervoor, dat u volledig op de hoogte bent met het juiste
gebruik en de bediening van de grasmaaier en in het
bijzonder hoe men deze kan uitschakelen in geval van nood.
9 - De grasmaaier nooit gebruiken op nat gras of andere
glibberige opperviaktes; de handgreep stevig vasthouden
(Fig. 4); altijd lopen, nooit rennen.
10 - Op aflopende hellingen maait men overdwars, nooit omhoog
of recht omlaag; te steile hellingen niet maaien (Fig. 5).
11 - Alleen bij daglicht of met sterke kunstverlichting maaien.
12 - Laat de grasmaaier niet op plaatsen staan waar
uitlaatgassen, die brand zouden kunnen veroorzaken, zich op
kunnen hopen.
13 - Zich ervan overtuigen, dat het ventilatieplaatje achter op de
juiste plaats zit (Fig. 6).
14 - Gebruik de grasmaaier nooit zonder graszak (Fig. 6).
15 - Als men op een voorwerp stoot, de motor stoppen en de schade
aan de grasmaaier goed controleren; niet opnieuw starten
zonder eventuale schade te hebben garepareerd (Fig. 7).
16 - De maaimachine niet kantelen bij het starten: het
onafgedekte mes zou schade kunnen veroorzaken.
5
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
17 - Nooit voor de grasmaaier gaan staan, terwijl de motor loopt:
iemand zou de koppeling per ongeluk in kunnen schakelen.
18 - Stop de motor bij het oversteken van paden, oprijlanen e.d.
en als u de grasmaaier naar een ander terrein verplaatst.
19 - Zich er altijd van overtuigen, dat alle bouten, moeren en
schroeven van de grasmaaier goed vast zitten (Fig. 8).
20 - De grasmaaier alleen gebruiken, nadat u zich ervan overtuigd
heeft, dat alle veiligheids- en beschermingselementen goed
gemonteerd zitten.
21 - Als de motor loopt niets bijstellen, behalve de caruburateur
(Fig. 9).
22 - Niet voltanken terwijl de motor loopt, en ook niet als deze nog
en
kleed
uzelf
warm is.
23 - Alvorens de grasmaaier te laten staan de motor stoppen en
zich ervan overtuigen, dat alle draaiende onderdelen stil
staan.
24 - Alvorens de grasmaaier in een afgesloten ruimte weg te
zetten, de motor af laten koelen.
25 - In géén enkel geval de snelheidsbeperker van de motor
wijzigen.
26 - Benzine is een zeer ontvlambare vloeistof: er altijd uiterst
voorzichtig mee omgaan (Fig. 10).
27 - Als men de motor start zonder graszak, zich op afstand van
de grasuitgang houden (Fig. 11).
28 - Als men de grasmaaier onbewaakt laat staan, de motor
stoppen en de grasmaaier op een vlakke plek zetten (Fig.
12).
29 - Nooit bewegende of hete onderdelen, zoals de uitlaat,
aanraken.
30 - De plaatselijke wetgeving kan beperkingen bevatten
betreffende de leeftijd van de gebruiker en het gebruik van de
grasmaaier onder bepaalde omstandigheden.
31 - Bedenk dat de gebruiker aansprakelijk is voor ongelukken,
gevaarlijke situaties of schade, die andere personen of
eigendommen betreffen.
32 - Bewaar de brandstof in een speciaal daarvoor bestemd
reservoir (Fig. 13).
33 - Vul de brandstof uitsluitend bij in de open lucht en zonder
6
Nederlands
7
daarbij te roken (Fig. 10).
34 - Verplaats, als er brandstof uit de tank is gelopen, de
grasmaaier minimaal 5 meter, alvorens hem opnieuw te
starten (Fig. 14).
35 - Draai de doppen van de tank en de reservoirs goed dicht.
36 - Om de balans te bewaren moeten, in geval van beschadigde
messen of bouten, deze altijd allemaal vervangen worden.
37 - Behoud op hellingen altijd een evenwichtige positie (Fig. 15).
38 - Wees voorzichtig als u op een helling van richting verandert
en als u de grasmaaier naar een ander terrein verplaatst.
39 - Start de motor overeenkomstig de aanwijzingen en houd uw
voeten op veilige afstand van de messen.
40 - Zet de motor uit en maak de bougie los: iedere keer als u de
grasmaaier onbeheerd achterlaat, voordat u de messen of de
afvoer vrijmaakt, voordat u de zak verwijdert, voordat u de
grasmaaier schoonmaakt of repareert, als de grasmaaier
vreemd begint te trillen (controleer meteen) en nadat hij op
een hard voorwerp is gebotst. Controleer of de grasmaaier is
beschadigd en laat zo nodig de grasmaaier repareren voordat
u hem opnieuw start en gebruikt (Fig. 9).
41 - Om brandgevaar te voorkomen, dient de motor, de
uitlaatdemper, de batterijruimte en de opslagruimte van de
brandstof vrij van gras, bladeren, vet en olie te worden
gehouden.
42 - Vervang versleten of beschadigde onderdelen.
43 - In het geval dat het brandstofreservoir geleegd wordt, moet
dit in de open lucht gebeuren.
44 - Draag altijd een lange broek tijdens het maaien (zie pag. 10-
11).
45 - De dop nooit van de benzinetank verwijderen wanneer de
motor draait of nog warm is.
46 - Voor het gebruik altijd met het oog het mes, de bout van het
mes en het maaiapparaat in zijn geheel inspecteren op
slijtage of beschadigingen.
47 - Wees altijd bijzonder voorzichtig bij het omkeren van de
werkrichting, of wanneer u de grasmaaier naar u toe trekt.
48 - De machine nooit starten terwijl de koppeling ingeschakeld is.
49 - De grasmaaier nooit optillen terwijl de motor draait.
8
9