Om de onderspanningsherkenning in te schakelen, gaat u als volgt te werk:
• Schakel de rijregelaar uit (laat de zender in elk geval
ingeschakeld; de gas-/remhendel moet zich in de neu-
trale stand bevinden).
• Houd de toets (zie pijl op afbeelding rechts) op de rijre-
gelaar ingedrukt en schakel de rijregelaar dan in (toets
niet loslaten, ingedrukt houden!).
• Wanneer de motor twee korte geluidssignalen ("• •")
weergeeft, laat u de toets onmiddellijk los.
• D aarop zijn er drie lange geluidssignalen ("- - -") te ho-
ren.
• De onderspanningsherkenning is ingeschakeld.
Als de onderspanningsherkenning is ingeschakeld, schakelt de rijregelaar de motor uit wanneer de ac-
cuspanning onder de 6,0 V daalt.
Om de onderspanningsherkenning uit te schakelen, gaat u als volgt te werk:
• Schakel de rijregelaar uit (laat de zender in elk geval ingeschakeld; de gas-/remhendel moet zich in de neutrale
stand bevinden).
• Houd de toets (zie afbeelding rechtsboven) op de rijregelaar ingedrukt en schakel de rijregelaar dan in (toets niet
loslaten, ingedrukt houden!).
• Wanneer de motor een korte geluidssignaal ("•") weergeeft, laat u de toets onmiddellijk los.
• D aarop zijn er drie lange geluidssignalen ("- - -") te horen.
• De onderspanningsherkenning is uitgeschakeld.
Bij gebruik van een 6-cellige NiMH-rijaccu moet u de onderspanningsherkenning uitschakelen. Anders kan
de volle accucapaciteit bij het rijden met het voertuig niet worden gebruikt en verkort de rijtijd.
Bij gebruik van het voertuig in combinatie met een NiMH-accu moet het rijden worden gestopt wanneer het
voeruig merkbaar langzamer wordt.
103