5 Stoomreinigen
18
2
5.4 Stoomreinigen met rei-
nigingsmiddel
19
MAX
1
100
8. Beweeg het apparaat voor het stoomreinigen langzaam
naar voren en naar achteren.
AANWIJZING:
Als het lampje van de klaar-voor-gebruik indicatie uit-
1
gaat, kunt u toch verderwerken. Pas als de geprodu-
ceerde stoom niet langer volstaat, moet u de stoomtoets
(afb. 18/1) loslaten en wachten, totdat het lampje van de
klaar-voor-gebruik indicatie (afb. 18/2) weer verlicht is.
Daarna kunt u de microvezel-reinigingsdoek weer naar
wens bevochtigen, door de toets zo lang ingedrukt te
houden, als er stoom uit het apparaat moet komen.
WAARSCHUWING:
Gevaar voor vallen! Ga bij het reinigen van gladde vloe-
ren en trappen/treden bijzonder voorzichtig te werk! Zorg
ervoor dat bij het reinigen van gladde vloeren maar wei-
nig stoom geproduceerd wordt, omdat er anders een
dunne laag vocht op de vloer ontstaat. Minder stoom
zorgt bovendien voor sneller drogen en vermindert het
gevaar om uit te glijden.
OPGELET:
Laat het apparaat niet op één plaats staan, als het in
werking is. Beweeg het apparaat voortdurend. Anders
bestaat verhoogd gevaar dat de ondergrond beschadigd
wordt.
9. Trek de stekker al kort voordat u met het reinigingspro-
ces stopt, uit het stopcontact en verbruik de laatste rest
van de stoomreserve.
1. Draai de reinigingsmiddelregelaar (afb. 19/1) in de rich-
ting van „MAX", afhankelijk van het feit hoeveel reini-
gingsmiddel u aan de stoomstraal wilt toevoegen.
2. Ga vervolgens te werk zoals in
„Stoomreinigen zonder reinigingsmiddel" beschreven..
AANWIJZING:
Er wordt zolang reinigingsmiddel aan de stoomstraal toe-
gevoegd, totdat de reinigingsmiddeltank leeg is of totdat
u de regelaar weer op „OFF" zet.
3. Doe elke baan meermaals over (minstens 3 keer), zo-
OFF
dat een gesloten laag reinigingsmiddel kan ontstaan.
hoofdstuk 5.3,