9 Flitstechnieken
9.1 Indirect flitsen
Door indirect te flitsen wordt het onder-
werp zachter verlicht en een anders
nadrukkelijke schaduw gemilderd.
Bovendien wordt
natuurkundig bepaalde lichtafval van
voor-naar achtergrond verminderd.
Om indirect te kunnen flitsen kan de
hoofdreflector van de flitser horizon-
x
taal en verticaal worden gezwenkt.
Ter voorkoming van kleurzwemen in de
opnamen moet het reflecterende vlak
neutraal van kleur, c.q. wit zijn.
+
Let er bij het zwenken van de hoofdre-
flector op dat hij voldoende ver uitge-
zwenkt wordt zodat er geen rechts-
treeks flitslicht uit de hoofdreflector
meer op het onderwerp kan vallen.
Zwenk daarom minstens tot de 60°
klikstand. Als de kop van de hoofdre-
flector gezwenkt wordt, wordt deze
naar een stand van groter dan / gelijk
aan 70mm gestuurd, zodat er geen
rechtstreeks strooilicht op het onder-
werp kan vallen.
88
9.2 Indirect flitsen met een
reflectiekaart
Door indirect te flitsen met de inge-
bouwde reflectiekaart
personen spitslichtjes in de ogen wor-
den verkregen:
• Zwenk de reflectorkop 90° naar
boven.
• Trek de reflectiekaart
de groothoek-diffusor
reflectorkop naar voren.
• Houd de reflectiekaart
+
schuif de groothoekdiffusor
in de reflectorkop.
9.3 Geheugen van de meetwaarde
FE
Sommige Nikon- en Canon-camera's
beschikken over een geheugen voor de
flitsbelichtingswaarden (FV-geheugen).
Dit wordt door de flitser in de Nikon i-
TTL en i-TTL-BL, c.q. in de Canon E-TTL
flitsfuncties ondersteund.
Hiermee kan, voorafgaand aan de
eigenlijke belichting, reeds de dosering
voor de navolgende opname worden
vastgelegd.
kunnen bij
samen met
boven uit de
vast en
terug