Ingebruikname
Inregeling van de brander
Brander starten
De brander starten door inschakelen
van de ketelregelaar. Voor volledige
ontluchting van de olieleiding
gedurende de voorventilatiefase, de
ontluchtingsschroef op de oliefilter
openen. Hierbij mag de onderdruk niet
groter zijn dan 0,4bar. Wanneer olie
zonder gasbellen uitvloeit en de filter
volledig met olie gevuld is, de
ontluchtingsschroef sluiten.
Instelling van trap 1 (Nok IV)
· De brander in 1e trap instellen.
· Oliedruk via schroef 6.1 (bij
EK04B.43) resp. 6 (bij EK04B.54)
overeenkomstig gewenste
brandercapaciteit instellen. Hierbij
voortdurend de verbrandingswaarden
controleren (CO, CO
, roettest).
2
Indien noodzakelijk luchtstroomdebiet
aanpassen, evt. stapsgewijs te werk
gaan.
· Het luchtdebiet verhogen: nok IV op
een hogere waarde op de
schaalverdeling instellen.
· De brander kort naar trap 2
overschakelen en terug. De
luchtklepmotor neemt de nieuwe
stand lage belasting in.
· Het luchtdebiet verlagen: nok IV. Een
kleinere waarde op de
schaalverdeling instellen, de
servomotor volgt automatisch.
Verbrandingswaarden optimaliseren
Eventueel de verbrandingswaarde via
instelling van de stand van de
vlamhaker (Maat Y) optimaliseren.
Hierdoor kunnen het startgedrag,
pulseerverschijnselen en de
verbrandingswaarden worden
beïnvloed.
Bij vermindering van waarde Y op de
schaalverdeling stijgt de CO
2
het opstartgedrag wordt echter harder.
Indien nodig de verandering van het
luchtdebiet via aanpassing van de
luchtklepstand compenseren.
m
Verstikkingsgevaar!
Gedurende het inregelen
voortdurend de CO, CO
roetuitstoot controleren.
Bij CO- of roetvorming
verbrandingswaarden optimaliseren.
CO-gehalte mag de 50ppm niet
overschrijden. Roetgehalte < 1
Instelling van trap 2 (Nok I)
· Via de 4-polige stekker overgaan op
de 2e trap.
· Oliedruk via schroef 6.2 (bij
EK04B.43) resp. 6 (bij EK04B.54)
overeenkomstig gewenste
brandercapaciteit instellen. Hierbij
voortdurend de verbrandingswaarden
controleren (CO, CO
Indien noodzakelijk luchtstroomdebiet
aanpassen, evt. stapsgewijs te werk
gaan.
· Het luchtdebiet verhogen: nok I op
een hogere waarde op de
schaalverdeling instellen. De
servomotor volgt automatisch.
· Het luchtdebiet verlagen: nok I op
een lagere waarde op de
schaalverdeling instellen.
· De brander kort naar trap 1
overschakelen en terug naar trap 2.
· De luchtklep verplaatst zich op de
nieuw ingestelde stand.
Opgelet: De minimaal vereiste
temperatuur van de uitlaatgassen in
acht nemen volgens de instructies
van de ketelconstructeur, alsook de
vereisten voor de
uitlaatgassenafvoer zonder
condensatie.
-waarde,
Als de maat Y bij het instellen van de
1e trap nogmaals moet worden
gecorrigeerd, dan moet de instelwaarde
van de 2e trap worden gecontroleerd.
11/2003 - Art. Nr. 13 013 445A
en de
2
Instelling van het schakelpunt van
het elektromagnetische ventiel van
trap 2 (Nok III)
· De brander meermaals van trap 1
naar trap 2 overschakelen. De nok III
zo instellen, dat een zachte overgang
van trap 1 naar trap 2 gevrijwaard is.
, roettest).
2
NL
29