5.
a. Bevestig de rubberen afdichting. Zorg dat de
afdichting de bodem van derail goed raakt.
(afbeelding 5a)
b. Bevestig het uiteinde van de afdichting met een
schroef voordat de rest van de afdichting wordt
gemonteerd. (afbeelding 5b)
c. Raillengtes ((afbeelding 5c)
5 - 27,5 m: 2 schroeven/rubberen afdichting.
30 - 50 m: 3 schroeven/rubberen afdichting.
0 - 100 m: 4 schroeven/rubberen afdichting.
.
20/1500 (afbeelding ):
De schokdemper aan dekant van de rijrichting.
7.
a, b Boorsjabloon (afbeelding 7a, 7b)
c. Kopstukken (afbeelding 7c):
•
Aan beide raileinden vastzetten indien de rail
gebruikt wordt voor stationaire voertuigen.
•
Uitsluitend aan de startrail vastzetten indien de
rail gebruikt wordt voor rijdende voertuigen.
8.
Trolley-stop (afbeelding 8a, 8b):
•
Uitsluitend voor rijdende voertuigen.
•
Dient uitsluitend te worden vastgezet aan het
raileinde waar ontkoppeling plaatsvindt.
SYSTEM 920
Keuze van de ventilator
Ventilatoren zijn niet in het basispakket inbegrepen.
Voor de beste resultaten wordt één ventilator per
afzuigeenheid aanbevolen. Ook kunnen verschillende
eenheden worden aangesloten op één centrale venti-
lator.
Om onderdruk in het leidingsysteem te verkrijgen en
uitlaatlekken te voorkomen, moet de ventilator zo dicht
mogelijk bij de leidinguitgang van de garage worden
geplaatst.
Zie voor alternatieve verbinding voor de ventila-
tor (afbeelding 11a, 11b, 11c)
Automatische ontkoppeling
(afbeelding 12)
Afzuigeenheden met automatische ontkoppeling zijn
door middel van een door de fabriek afgestelde kabel
verbonden met de trolley, de borgkoppeling en het
mondstuk.
De ontkoppelingshendel moet in overeenstemming
met de tekening worden vastgezet aan de rail. De
lengte X moet minimaal 1,0 m zijn, maar de afstelling
voor de precieze positie voor ontkoppeling moet op de
plaats van installatie gebeuren.
NL
23