2.2.
Veiligheid op de werkplek
a)
Zorg ervoor dat de werkplek schoon en goed verlicht is. Een rommelige of slecht verlichte werkplek kan
leiden tot ongelukken. Probeer vooruit te denken, observeer wat er gebeurt en gebruik gezond verstand
wanneer u met het apparaat werkt.
b)
Gebruik het apparaat niet in een potentieel explosieve omgeving, bijvoorbeeld in aanwezigheid van
ontvlambare vloeistoffen, gassen of stof. Het apparaat genereert vonken die stof of dampen kunnen
ontsteken.
c)
Als u schade of een onregelmatige werking ontdekt, moet u het apparaat onmiddellijk uitschakelen en
dit aan een supervisor melden.
d)
Als u twijfelt over de juiste werking van het apparaat, neem dan contact op met de ondersteuningsdienst
van de fabrikant.
e)
Alleen het servicepunt van de fabrikant mag het apparaat repareren. Probeer nooit zelf reparaties uit te
voeren!
f)
Gebruik in geval van brand een poeder- of kooldioxide (CO2) brandblusser (een die bestemd is voor
gebruik op onder spanning staande elektrische apparaten) om de brand te blussen.
g)
Kinderen of onbevoegde personen mogen de werkplek niet betreden. (Afleiding kan leiden tot verlies
van controle over het apparaat)
h)
Bewaar deze handleiding voor toekomstig gebruik. Als dit apparaat aan een derde wordt doorgegeven,
moet de handleiding worden meegegeven.
i)
Bewaar verpakkingselementen en kleine montagedelen op een plaats die niet toegankelijk is voor
kinderen.
j)
Houd het apparaat uit de buurt van kinderen en dieren.
Herinner! Bescherm kinderen en andere omstanders bij het gebruik van het apparaat.
2.3.
Persoonlijke veiligheid
a)
Gebruik het apparaat niet als u moe of ziek bent of onder invloed van alcohol, verdovende middelen of
medicijnen die het vermogen om het apparaat te bedienen aanzienlijk kunnen beperken.
b)
Het toestel is niet ontworpen om te worden bediend door personen (inclusief kinderen) met beperkte
mentale en sensorische functies of personen zonder relevante ervaring en/of kennis, tenzij zij onder
toezicht staan van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid of zij instructies hebben
ontvangen over de bediening van het toestel.
c)
Overschat de capaciteiten niet. Houd tijdens het gebruik van het apparaat uw evenwicht en blijf altijd
stabiel. Dit zorgt voor een betere controle over het apparaat in onverwachte situaties.
d)
Het apparaat is geen speelgoed. Kinderen moeten onder toezicht staan om ervoor te zorgen dat ze niet
met het apparaat spelen.
2.4.
Veilig gebruik van het apparaat
a)
Gebruik het apparaat niet als de AAN/UIT-schakelaar niet goed functioneert (het apparaat niet aan- en
uitzet). Apparaten die niet met de AAN/UIT-schakelaar aan en uit gezet kunnen worden, zijn gevaarlijk
en mogen niet gebruikt worden. Ze moeten gerepareerd worden.
b)
Ontkoppel het apparaat van stroom voordat u begint met afstellen, schoonmaken en onderhoud. Een
dergelijke preventieve maatregel vermindert het risico van onbedoelde activering.
c)
Bewaar het apparaat wanneer het niet in gebruik is op een veilige plaats, uit de buurt van kinderen en
mensen die het apparaat niet kennen en de gebruiksaanwijzing niet hebben gelezen. Het apparaat kan
een gevaar vormen in de handen van onervaren gebruikers.
d)
Houd het apparaat in perfecte technische staat. Indien schade wordt geconstateerd, dient het apparaat
voor gebruik ter reparatie te worden aangeboden.
e)
Houd het apparaat buiten het bereik van kinderen.
f)
Reparatie of onderhoud van het apparaat moet worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel,
uitsluitend met gebruikmaking van originele reserveonderdelen. Dit garandeert een veilig gebruik.
g)
Om de operationele integriteit van het apparaat te waarborgen, mogen in de fabriek gemonteerde
afschermingen niet worden verwijderd en mogen geen schroeven worden losgedraaid.
h)
Verplaats, verstel of draai het apparaat niet tijdens het werk.
i)
Laat dit apparaat niet onbeheerd achter als het in gebruik is.
NL