7.
Probeer nooit het apparaat met één hand te
bedienen. Als u de controle over het gereed-
schap verliest, kan dat leiden tot ernstig of
fataal letsel. Om de kans op letsel te verklei-
nen, houdt u uw handen en voeten uit de buurt
van de zaagketting.
Reik niet te ver. Zorg altijd voor een stevige
8.
stand en goede lichaamsbalans. Kijk uit voor
verborgen obstakels, zoals boomstronken,
boomwortels en greppels, om te voorkomen
dat u valt. Ruim afgevallen takken en andere
voorwerpen op.
9.
Werk nooit op een ladder of in een boom om te
voorkomen dat u de controle over het gereed-
schap verliest.
10. Nadat hard tegen het gereedschap is gestoten
of het is gevallen, controleert u de staat ervan
voordat u de werkzaamheden hervat. Als enige
beschadiging zichtbaar is of als u twijfelt,
vraagt u een erkend Makita-servicecentrum om
inspectie en reparatie.
11.
Raak de kop van het gereedschap niet aan.
De kop van het gereedschap wordt heet tijdens
gebruik.
12. Neem een pauze om te voorkomen dat u door
vermoeidheid de controle over het gereed-
schap verliest. Wij adviseren u ieder uur 10 tot 20
minuten te rusten.
13. Wanneer u het apparaat achterlaat, al is het
maar even, schakelt u altijd het gereedschap
uit en verwijdert u de accu. Het draaiende en
onbeheerd gereedschap kan door onbevoegden
worden gebruikt en tot een ernstig ongeval leiden.
14. Hef tijdens het gebruik van het gereedschap
uw rechterhand niet boven schouderhoogte.
15. Stoot tijdens het gebruik de zaagketting nooit
tegen harde obstakels, zoals stenen of spij-
kers. Wees met name voorzichtig wanneer u
takken langs een muur, draadafrastering en
dergelijke, afzaagt.
16. Als takken verstrikt raken in het gereedschap,
schakelt u altijd het gereedschap uit en ver-
wijdert u de accu. Anders kan door onbedoeld
starten ernstig letsel ontstaan.
17. Als de zaagketting verstopt raakt, schakelt u
altijd het gereedschap uit en verwijdert u de
accu voordat u schoonmaakt.
18. Door het toerental van het gereedschap te ver-
hogen terwijl de zaagketting verstopt zit, wordt
de belasting hoger en wordt het gereedschap
beschadigd.
19. Zorg ervoor dat u een vluchtroute hebt, weg
van de vallende tak, voordat u de tak afzaagt.
Ruim eerst alle obstakels op, zoals grote en
kleine takken, uit het werkgebied. Verplaats
alle gereedschappen en voorwerpen op de
vluchtroute naar een veilige plaats.
20. Alvorens kleine en grote takken af te zagen,
controleert u de valrichting ervan, rekening
houdend met de toestand van de kleine en
grote takken, naastgelegen bomen, de wind-
richting, enz. Let goed op de valrichting en het
terug omhoog springen van de tak nadat deze
op de grond is gevallen.
21. Houd het gereedschap nooit vast onder een
hoek groter dan 60°. Anders kunnen vallende
voorwerpen de gebruiker raken en ernstig let-
sel veroorzaken. Ga nooit onder de tak staan
die wordt afgezaagd.
22. Let goed op geknakte of gebogen takken. Zij
kunnen terugspringen tijdens het zagen en onver-
wacht letsel veroorzaken.
23. Voordat u de beoogde tak doorzaagt, verwij-
dert u de takjes en bladeren eromheen. Als u
dat niet doet, kunnen deze in de zaagketting klem
komen te zitten.
24. Om te voorkomen dat de zaagketting vastloopt
in de zaagsnede, mag u de hendel niet loslaten
voordat u het gereedschap uit de zaagsnede
hebt getrokken.
25. Als de zaagketting in de zaagsnede is vast-
gelopen, schakelt u onmiddellijk het gereed-
schap uit, beweegt u voorzichtig de tak om de
zaagsnede te openen en bevrijdt u het gereed-
schap eruit.
26. Voorkom terugslag (roterende reactiekracht in
de richting van de gebruiker). Om terugslag te
voorkomen, mag u nooit de punt van het zaag-
blad gebruiken om een zaagsnede te begin-
nen. Let altijd goed op de positie van de punt
van het zaagblad.
27. Controleer de kettingspanning vaak. Alvorens
de kettingspanning te controleren of in te
stellen, schakelt u het gereedschap uit en
verwijdert u de accu. Als de ketting te los staat,
spant u hem.
28. Als u het gereedschap op een modderige
ondergrond, natte helling of gladde plaats
gebruikt, let u erop dat u stevig staat.
29. Dompel het gereedschap niet onder in een
waterplas.
30. Laat het gereedschap niet onbeheerd buiten in
de regen staan.
Trillingen
1.
Blootstelling aan buitensporige trillingen
beschadigt de bloedvaten of het zenuwstelsel
van de gebruiker en veroorzaakt de volgende
symptomen in de vingers, handen of polsen:
"Slapen" (gevoelloosheid), tintelen, pijn, ste-
kend gevoel of verandering van huidskleur
of de huid. Als een van deze symptomen zich
voordoet, raadpleegt u uw huisarts.
Om de kans op "witte-vingerziekte" te ver-
kleinen, houdt u uw handen warm tijdens het
werk en onderhoudt u het gereedschap en de
accessoires goed.
Houd u aan de plaatselijke regelgeving en
volg uw dokters advies op voor wat betreft de
gebruiksduur.
Vervoeren
1.
Alvorens het gereedschap te vervoeren, zet u
het gereedschap uit en verwijdert u de accu.
Plaats altijd de zaagbladschede over het
zaagblad wanneer u het gereedschap gaat
vervoeren.
2.
Wanneer u het gereedschap vervoert, draagt
u het horizontaal door de handgreep vast te
pakken.
Onderhoud
74 NEDERLANDS