dieptegeleidingsbeugel in de gewenste positie en bevestig deze.
Hoekaanpassing
De bodemplaat kan worden ingesteld voor schuine zaagsneden tot 45°.
1. Draai de vergrendelingshendel voor de afschuinhoek tegen de klok in (tekening C).
2. Draai de zoolplaat in de gewenste hoek.
OPMERKINGEN:
a. Lijn de gewenste hoek op de afschuiningsschaal uit met het uitlijnmerkteken op de strijkzoolbehuizing.
B. Maak altijd een proefsnede op een restje werkstuk en controleer of de schuine snede correct is.
ALGEMEEN SNIJDEN
1. Voer eventuele aanpassingen aan de zaag uit voordat u deze op de stroombron aansluit. Aanpassingen
zijn onder meer de zaagdiepte, de schuine zaaghoek en de randgeleider (indien geïnstalleerd).
2. Markeer het werkstuk duidelijk om de positie van de snede te lokaliseren.
3. Houd een kleiner werkstuk vast met een bankschroef. Klem een groter werkstuk op een werkbank of
tafel. Elk werkstuk dat niet voldoende op zijn plaats is vastgeklemd of niet goed is ondersteund voor
het zagen, kan losraken of het zaagblad blokkeren, wat ernstig letsel kan veroorzaken. Houd het
werkstuk nooit in uw hand.
4. Zorg ervoor dat er geen spijkers, schroeven, klemmen of vreemde materialen in de baan van het
zaagblad zitten.
5. Plaats de voorkant van de voetplaat op het werkstuk.
6. Terwijl u de zaag stevig vasthoudt en met het zaagblad NIET in contact met het te zagen oppervlak,
start u de zaag door de vergrendelknop en vervolgens de trekkerschakelaar in te drukken.
7. Zodra de zaag de volle snelheid heeft bereikt, brengt u het bewegende zaagblad geleidelijk op de juiste
plaats in contact met het werkstuk. Om het zaagblad uit te lijnen met de zaagmarkering, gebruikt u de
geleidemarkeringen op de voorkant van de voetplaat (tekening D). Gebruik de 0°-zaagmarkering (1)
voor haakse zaagsneden. Gebruik de 45°-markering (2) voor schuine sneden van 45°. De 45°-markering
zorgt voor het extra materiaal dat nodig is voor de hoeksnede. Maak altijd een proefsnede op een
restje werkstuk voordat u het nieuwe materiaal gaat zagen.
NL