Reeks
GroE, OPzS-LA, Energy Bloc
OGi-LA Block/Zellen
OCSM-LA
Tabel 2: Spanning Float laden
b) Switch mode werking
Tijdens het laden is de batterij gescheiden van
de verbruikers. Tegen het einde van het laadpro-
ces is de laadspanning 2.6 V–2.75 V x aantal
cellen. Het laadproces moet bewaakt worden
(zie par. 2.4, 2.5 en 2.6)! Bij het bereiken van
volgeladen toestand, moet het laadproces
beëindigd worden of overgegaan worden naar
float lading zie par. 2.3.
c) Batterij Werking
(laad-/ontlaad werking)
De verbruikers worden enkel gevoed door de
batterij, waarbij de laadspanning tegen het einde
van het laden kan oplopen tot 2.6 V–2.75 V x
aantal cellen. Het laadproces moet bewaakt
worden (zie par. 2.4, 2.5 en 2.6)! Bij het bereiken
van volgeladen toestand moet het laadproces
beëindigd worden. De batterij kan de verbruikers
voeden indien nodig.
2.3 Vollading behouden (float laden)
De gebruikte toestellen moeten voldoen aan de
voorschriften van DIN 41773. De instelling moet
gebeuren zodat de gemiddelde cel spanning
volgens tabel 2 is en dat de dichtheid van de
elektrolyt niet daalt over een lange periode.
2.4 Egalisatie lading
Omdat het mogelijk is dat de toelaatbare span-
ning op de verbruikers overschreden wordt
moeten gepaste maatregelen genomen worden,
b.v. het afschakelen van de verbruikers.
Egalisatie ladingen zijn noodzakelijk na diepont-
ladingen en/of ontoereikende ladingen. Ze kun-
nen als volgt toegepast worden:
– Met een constante spanning van max.
2.4 Vpc tot 72 uur
– Met I- of W-karakteristiek volgens par. 2.6.
De temperatuur van de elektrolyt mag 55 C niet
overschrijden. Indien dit gebeurt, stop de lading
of ga over op float lading en laat de temperatuur
dalen.
Het einde van de egalisatielading is bereikt in-
dien de dichtheid van de elektrolyt en de span-
ningen niet meer stijgen gedurende een periode
van 2 uur (criterium enkel geldig voor I- en
W-karakteristiek).
2.5 Rimpelstromen
Tijdens het herladen tot 2.4 Vpc met de laadme-
thoden zie par. 2.2 mag de rimpelstroom occasi-
oneel oplopen tot 10 A (RMS) per 100 Ah nomi-
nale capaciteit.
In volgeladen toestand, gedurende floatlading of
standby parallel werking mag de rimpelstroom
5 A (RMS) per 100 Ah nominale capaciteit niet
overschrijden.
2.6 Laadstromen
De laadstromen zijn niet gelimiteerd tijdens
standby parallel werking of buffer werking (IU-
karakteristiek) met spanningen tot 2.4 Vpc.
(Referentie waarde 10 A tot 35 A per 100 Ah
nominale capaciteit).
Laden met I- of W-karakteristiek resulteert in
spanningen hoger dan 2.4 Vpc en als gevolg
hiervan een verhoogde ontbinding van water. De
toelaatbare laadstromen per 100 Ah nominale
capaciteit mogen de waarden in de volgende
tabel niet overschrijden.
Laad
Float spanning
procedure
per cel
2,23 V
2,25 V
IU-karakteristiek*
I-karakteristiek
W-karakteristiek
Tabel 3:
Toelaatbare laadstroom / 100 Ah nominale
capaciteit *) = aanbevolen waarden
2.7 Temperatuur
Het aanbevolen werkingstemperatuurbereik
voor loodzuur batterijen is 10 °C tot 30 °C. Alle
technische gegevens gelden bij de nominale
temperatuur 20 °C.
De ideale werkingstemperatuur is 20 °C ± 5 K.
Hogere temperaturen verkorten de gebruiksduur
aanzienlijk. Lagere temperaturen verlagen de
beschikbare capaciteit. De absolute maximum
temperatuur is 55 °C.
2.8 Temperatuur gecompenseerde lading
Temperatuur gecompenseerde laadspanning in
een werkingstemperatuurbereik van 10 °C tot
30 °C is niet noodzakelijk. Als de temperatuur
constant buiten deze grenzen ligt, moet de laad-
spanning aangepast worden.
De correctiefactor is – 0.004 Vpc per K. Hierbij
mag de spanning niet boven 2.4 Vpc stijgen en
niet onder 2.15 Vpc dalen (OCSM: 2.17 Vpc).
2.9 Elektrolyt
De elektrolyt is verdund zwavelzuur. De nomi-
nale dichtheid ± 0.01 kg/l (volgens de technische
gegevens) is gebaseerd op 20 °C in volgeladen
toestand en met het maximum elektrolyt niveau.
Hogere temperaturen verlagen de dichtheid, la-
gere temperaturen verhogen de dichtheid. De
overeenkomstige correctie factor is - 0.0007 kg/l
per K.
Voorbeeld: een dichtheid van 1.23 kg/l bij 35 °C
komt overeen met 1.24 kg/l bij 20 °C en een
elektrolyt dichtheid van 1.25 kg/l bij 5 °C komt
overeen met 1.24 kg/l bij 20 °C.
3. Batterij onderhoud en controle
De elektrolyt niveaus moeten op regelmatige
basis nagekeken worden. Als de onderste ni-
veau aanduiding bereikt wordt, moet men zuiver
water toevoegen, water in overeenstemming met
DIN 43530 Deel 4 (maximum elektrische geleid-
baarheid 30 µS/cm). Houd de batterij schoon en
droog om lekstromen te voorkomen. Kunststof
onderdelen, in het bijzonder de behuizingen,
dienen met zuiver water zonder additieven gerei-
nigd worden.
Zesmaandelijkse metingen en registraties:
• Totale batterijspanning
• Spanningen van enkele cellen/blokken
• Elektrolyt temperatuur van enkele cellen
• Temperatuur van het batterijlokaal
• Elektrolyt dichtheid van enkele cellen
Als de cel spanningen meer afwijken dan + 0.1 V
of - 0.05 V (voor blokken zie tabel 4) van de ge-
middelde laadspanning (zie tabel 2) en/of als de
elektrolyt dichtheid van de cellen in een kring
meer afwijkt dan - 0.01 / + 0.02 kg/l van de ge-
middelde waarde (referentie waarden), Neem
contact op met de klantendienst.
Afwij-
4V-
king
Blok
+
0,14 V
-
0,07 V
Tabel 4:
Toelaatbare afwijking van de gemiddelde
laadspanning
Reeks
Cell-
GroE
OGi, OPzS,
span-
OCSM,
ning
Energy Bloc
(OGi-LA Block)
)
10 A tot 35 A
tot 2,40 V
6,5 A
5,0 A
2,60 V-
2,75 V
9,0 A
7,0 A
at 2,40 V
4,5 A
3,5 A
at 2,65 V
6 V-
10 V-
12 V-
Blok
Blok
Blok
0,17 V
0,22 V
0,24 V
0,09 V
0,11 V
0,12 V
Jaarlijkse metingen en registraties:
• Spanning van alle blokken/cellen
• Elektrolyt temperatuur van alle cellen
• Elektrolyt dichtheid van alle cellen
Jaarlijkse visuele controle:
• Schroefverbindingen
• Schroefverbindingen zonder borging moeten
op vastheid gecontroleerd worden
• Batterij installatie en toebehoren
• Ventilatie
4. Testen
Testen dienen volgens de norm IEC 60896-11 te
gebeuren. Speciale instructies zoals DIN VDE
0107 en DIN EN 50172 moeten in acht genomen
worden.
Capaciteitstest, b.v. een site acceptance test
(SAT):
Om er zeker van te zijn dat de batterij volgeladen
is moeten IU-ladingen toegepast worden:
Optie 1: float lading (zie tabel 2) ≥ 72 uur.
Optie 2: 2.40 Vpc, ≥ 16 uur (max. 48 uur) gevolgd
door float lading (zie par. 2.3) ≥ 8 uur.
De laadstroom tussen 10 en 35 A / 100
Ah van de nominale capaciteit.
5. Storingen
Neem onmiddellijk contact op met onze dienst
na verkoop indien er fouten in de batterijen of
laadsystemen opgemerkt worden. De geregis-
treerde gegevens zoals beschreven in par. 3
vereenvoudigen het fout zoeken en de herstel-
lingen.
Een onderhoudscontract, afgesloten met Exide
Technologies vereenvoudigt het tijdig detecteren
en het voorkomen van fouten.
6. Opslag en uit bedrijf nemen
Om cellen/blokken op te slagen voor een langere
periode dienen ze volgeladen te zijn en opgesla-
gen in een droge en koude (vorstvrije) ruimte en
weg van directe zonnestralen.
Om schade te vermijden kunnen volgende laad-
methoden gekozen worden:
1. Onderhoudsladingen om de 3 maanden zoals
beschreven onder par. 2.4.
Bij hogere temperaturen dan de nominale
temperaturen, kunnen kortere intervallen
noodzakelijk zijn.
2. Floating lading zie par. 2.3.
7. Transport
Cellen/blokken moeten rechtop vervoerd wor-
den. Cellen/blokken zonder zichtbare schade
vallen niet onder de regelgeving van gevaarlijke
goederen voor wegtransport (ADR) of vervoer
per spoor (RID). Ze moeten beveiligd worden
tegen kortsluitingen, glijden, stoten en beschadi-
ging. Blok batterijen kunnen volgens de regels
van de kunst gestapeld worden en vastgehecht
op paletten (ADR en RID, speciale bepaling 598).
Het is verboden om paletten te stapelen. Er mo-
gen geen gevaarlijk sporen van zuur aanwezig
zijn op de buitenzijde van de verpakkingen.
Cellen/blokken met lekkende behuizingen of met
beschadigingen moeten verpakt en getranspor-
teerd worden als klasse 8 gevaarlijke goederen
onder UN no. 2794.
In geval van lucht transport moeten batterijen die
deel uitmaken van een apparaat, afgekoppeld
worden en de klemmen moeten beschermd wor-
den tegen kortsluitingen. Dit om incidenten zoals
brand en dergelijke te vermijden.
8. Technische gegevens
De nominale spanning, het aantal cellen de no-
minale capaciteit (C10 = CN) en het batterijtype
zijn aangegeven op de naamplaat van de batte-
rij. Andere capaciteiten (Cn) bij verschillende
ontlaadstromen (In) met hun overeenstemmende
ontladingstijden (tn) zie tabellen 8.1.1–8.1.5.
33
nl