TIPS VOOR EEN BETERE FUNCTIONERING:
Volg de instructies voor het gebruik van de maaier in de handleiding van uw
tractor.
Zorg ervoor dat de maaier goed genivelleerd is voor de beste prestaties.
Als u de grasvanger op een veld gebruikt waar geen gras- en bladopvangap-
paratuur is gebruikt, zult u stro en vuil oppakken dat gedurende een lange
tijd is opgehoopt. Waarschijnlijk verzamelt u dan meer en duurt de bewerking
langer dan wanneer u de grasvanger regelmatig gebruikt.
• Zet de gashendel altijd op volle snelheid als u de grasvanger gebruikt.
• Selecteer een versnelling die laag genoeg is voor goede maaiprestaties,
een snede van goede kwaliteit en een goede verzameling in de containers.
OPMERKING: Het kan nodig zijn om de maaibreedte te overlappen voor het
beste resultaat.
• Als het gras erg hoog is, moet u het tweemaal maaien. De eerste maal vrij
hoog en de tweede maal tot de gewenste hoogte.
• Gebruik de linkerkant van de maaier om te trimmen.
• Er kunnen plastic afvalzakken in de containers van de grasvanger worden
geplaatst om het vuil makkelijk weg te kunnen gooien. Ga als volgt te werk
om de plastic afvalzakken te verwijderen als ze vol zijn:
a. Maak de bladen los, zet de versnelling in z'n vrij, schakel de parkeerrem
in en stop de motor.
b. Breng de zitting omhoog. Maak de vergrendeling los en til het deksel op.
c. Verwijder een container per keer door de handgrepen te pakken en de
container naar achteren van de buizen te trekken.
d. Zet de container op de grond en maak de plastic zak dicht.
e. Leg de container op de zijkant en schuif de volle zak eruit.
f. Doe een nieuwe plastic zak in de container, met de randen van de zak
over de bovenrand van de container.
g. Herhaal dit voor de andere containers.
h. Plaats de containers terug en zorg ervoor dat de rechter container over
de linker valt bij de middensteunen.
j. Sluit het deksel en sluit de vergrendelingen over de middelste steunbuizen.
• Maai geen gras dat nat is of waar nog veel morgendauw op ligt. Als u
onder die omstandigheden gras maait, is het plakkerig en kleeft het tegen
de wanden van maaier waardoor zich vuil ophoopt.
• De zakkenmachine heeft een indicator voor "zak vol". Het wiel draait meer
naarmate de zakken voller worden. Het wiel draait op zijn snelst net voordat
de zakken helemaal vol zijn. Wanneer het wiel stopt, zijn de zakken vol en
zitten de goten verstopt.
OPMERKING: Controleer/leeg de zakken wanneer het wiel snel draait om te
voorkomen dat de goten verstopt raken. De ervaring zal u leren wanneer het
tijd is om de zakken te legen.
• Let er goed op dat de onderdelen niet beschadigen en dat het wiel vrij kan
draaien aan het begin van ieder gebruik.
• Als de grasvanger gemaaid gras of bladeren niet opvangt, betekent dit dat
het systeem is verstopt of dat de containers vol zijn. Dit wordt gewoonlijk
aangegeven doordat de indicator "zak vol" niet meer beweegt.
a. Maak de bladen los, zet de versnelling in z'n vrij, schakel de parkeerrem
in en stop de motor.
-
Breng de zitting omhoog. Maak de vergrendeling los en til het deksel
op.
-
Schuif de containers naar buiten en haal het gemaaide gras eruit.
-
Plaats de containers terug, sluit het deksel en maak het vast.
b. Maak de goten los en controleer of er vuil in is opgehoopt.
-
Verwijder al het vuil uit de goten.
-
Plaats de goten terug en vergrendel ze.
c. Controleer of de indicator "zak vol" niet vast zit.
-
Er mag geen vuil in het luchtgat zitten. Maak het gat voorzichtig
schoon met een takje of een draad.
VOORZICHTIG
• Gebruik de maaier niet als de grasvanger niet helemaal is
geïnstalleerd.
• Koppel de bladen los en stop de motor voordat u van de
tractor gaat om de containers te legen, de goten vrij te
maken, enz.
• Sluit het deksel voordat u start.
• Ontkoppel de maaier als u straten of grindpaden oversteekt
of andere gebieden waar opgeworpen voorwerpen een
gevaar kunnen vormen.
• Probeer niet blikjes of andere mogelijke gevaarlijke pro-
jectielen op te zuigen.
ALGEMENE AANBEVELINGEN
Neem altijd de veiligheidsregels in acht bij het uitvoeren van onderhoud.
• Controleer voor ieder gebruik of er geen losse bevestigingen zijn.
• Maak de unit goed schoon na ieder gebruik.
ONDERHOUD VAN DE BLADEN
Voor de beste resultaten moeten de maaierbladen scherp blijven. Vervang
verbogen of beschadigde bladen.
• Raadpleeg de instructies voor het ONDERHOUD VAN DE BLADEN in de
handleiding van de tractor.
VOORZICHTIG: VOORDAT U ONDERHOUD, REPARATIES
OF AFSTELLINGEN UITVOERT:
• Druk het koppelings-/rempedaal helemaal in en schakel de
parkeerrem in.
• Plaats de versnellingshendel in de neutrale positie (N).
• Zet de koppeling in de "ONTKOPPELDE" positie.
• Zet de contactsleutel op "OFF".
• Controleer of de bladen en alle bewegende onderdelen helemaal
zijn gestopt.
• Koppel de ontstekingsdraad (-draden) los van de ontsteking
en leg ze zo neer dat ze niet met de ontsteking in aanraking
kunnen komen.
VOORZICHTIG: De onderdelen van de grasvanger zijn onderhevig aan
slijtage, schade en veroudering waardoor er bewegende delen bloot kunnen
komen te liggen of er voorwerpen opgeworpen kunnen worden. Controleer
de onderdelen vaak en vervang ze indien nodig met door de fabrikant aan-
bevolen reserveonderdelen.
OPSLAG
Als de grasvanger een tijd opgeslagen moet worden, maak hem dan goed
schoon en verwijder al het vuil, gras, bladeren, enz. Op een schone en droge
plaats bewaren.
VOORZICHTIG: Laat geen gras in de containers zitten. Leeg de
containers na ieder gebruik en voor opslag. Als u dat niet doet, kan
zelfontbranding het gevolg zijn waardoor er brand kan ontstaan.
VEILIGHEIDSREGELS
Veilige bedieningsmethoden voor zittrekkers
BELANGRIJK: Deze maaimachine kan handen en voeten amputeren en
voorwerpen wegslingeren. Het niet opvolgen van deze veiligheidsinstructies
kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
I.
TRAINING
• Lees de instructies aandachtig. Zorg dat u vertrouwd bent met de bedien-
ingselementen en het juiste gebruik van de machine.
• Laat kinderen of mensen die niet bekend zijn met de instructies, de maai-
machine niet gebruiken. Het is mogelijk dat plaatselijke voorschriften een
beperking stellen aan de leeftijd van de bestuurder.
• Maai nooit terwijl mensen, vooral kinderen, of huisdieren in de buurt zijn.
• Bedenk dat de bestuurder of gebruiker verantwoordelijk is voor ongelukken
of risico's die andere mensen of hun eigendommen kunnen overkomen.
• Geen passagiers vervoeren.
• Alle bestuurders dienen vakkundige instructies te ontvangen. Bij dergelijke
instructies dient de nadruk te worden gelegd op:
- de noodzaak voor aandacht en concentratie bij het werken met zittrek-
kers;
- een zittrekker die op een helling wegglijdt, kan niet onder controle worden
gehouden door te remmen.
De hoofdredenen voor besturingsverlies zijn:
a) onvoldoende houvast;
b) te snel rijden;
c) ontoereikend remmen;
d) het soort machine is niet geschikt voor de taak;
e) gebrek aan kennis van het effect van bodemcondities, vooral hellin-
gen;
f) verkeerd vastkoppelen en verkeerde verdeling van de lading.
II. VOORBEREIDING
• Inspecteer om brandgevaar te voorkomen, of er afvalophopingen zijn bij de
tractor, de maaier en achter alle beveiligingen en verwijder die – voor het
gebruik, als u brandstof tankt en aan het einde van iedere maaisessie.
• Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen en een lange broek.
Gebruik de ma chine niet blootsvoets of terwijl u open sandalen draagt.
• Inspecteer de plek waar de machine zal worden gebruikt, grondig en verwi-
jder alle voorwerpen die door de ma chine kunnen worden weggeslingerd.
• WAARSCHUWING - Benzine is licht ontvlambaar.
-
Bewaar brandstof in blikken die speciaal voor dat doel zijn be-
stemd.
-
Tank alleen buiten en rook niet tijdens het tanken.
-
Tank voordat u de motor start. Draai de dop nooit van de benzinetank
af of tank nooit terwijl de motor draait of heet is.
-
Als benzine is gemorst, probeer de motor dan niet te starten maar
haal de machine van de plaats vandaan waar u benzine heeft gemorst
en zorg dat u geen ontstekingsbron teweeg brengt totdat de ben-
zinedampen zijn verdreven.
-
Draai de dop van alle brandstoftanks en -blikken weer goed vast.
• Vervang defecte geluiddempers.
• Inspecteer vóór het gebruik altijd of de messen, mesbouten en maai-in-
richting niet versleten of beschadigd zijn. Vervang versleten of beschadigde
messen en bouten in sets om het evenwicht in stand te houden.
• Op machines met meerdere messen dient u eraan te denken dat het draaien
van één mes andere messen kan doen draaien.
12