Voordat u het apparaat de eerste keer gebruikt
Voordat u het meetsysteem voor de eerste keer gebruikt, steekt u de check-
/codestrookjes in het apparaat, tot het codenummer op het display verschijnt (afb. 2).
Trek het check-codestrookje er weer uit. Op het display wordt 'OK' weergegeven (afb.
3). Dit geeft aan dat het systeem nu gekalibreerd is en u met de test beginnen kunt.
Zo controleert u de codering
1. Breng het teststrookje aan in het uitgeschakelde apparaat (afb. 1), om het in
te schakelen. Op het display worden 'CHK' en het symbool 'Teststrookje' weer-
gegeven. Daarna verschijnt de omgevingstemperatuur en vervolgens geduren-
de drie seconden het codenummer.
2. Vergelijk het op het display weergegeven codenummer met het codenummer
op het doosje van de teststrookjes (afb. 4). Wanneer beide codenummers
overeenkomen, kunt u met de bloedsuikertest beginnen. Indien dat niet het
geval is, handelt u dan zoals hierboven is beschreven ('Voordat u het apparaat
de eerste keer gebruikt').
Aanwijzing: Telkens wanneer u een nieuw doosje teststrookjes opent, moet het
apparaat doordat het nieuwe check-/codestrookje wordt ingevoerd,
gekalibreerd worden.
Het apparaat kalibreren 7
(afb. 2)
(afb. 3)
(afb. 4)
11