8 Het systeem controleren
Zo controleert u met de controleoplossingen
1. Breng het teststrookje met de contacten vooruit en het display naar u
gekeerd aan in de daartoe bestemde opening (zie pagina 19). Voor een
nauwkeurig meetresultaat moet het teststrookje stevig in het apparaat
gestoken worden. Het apparaat wordt automatisch ingeschakeld. Op
het display worden 'CHK' en het symbool 'Teststrookje' weergegeven.
Daarna verschijnen de omgevingstemperatuur, het symbool
codenummer op het display. Kalibreer uw apparaat (zie pagina 10) wan-
neer het op het display getoonde codenummer niet met het codenum-
mer op het doosje van de teststrookjes overeenkomt.
2. Wanneer u eenmaal op de menuknop drukt, verschijnt 'CTL' op het dis-
play. Wanneer het 'CTL'-symbool op het display verschijnt, worden de ge-
meten bloedsuikerwaarden niet in het interne geheugen overgenomen. Zo
beïnvloeden de tests met de oplossingen uw meetwaardestatistiek niet.
Om de volgende meting toch in het geheugen op te nemen, drukt u op-
nieuw op de menuknop, 'CTL' op het display verdwijnt.
Let op:
Telkens wanneer u een test met een controleoplossing uitvoert, dient u eerst de CTL-
modus te activeren, zodat uw opgeslagen meetwaardestatistiek niet wordt vervalst!
14
en het
(afb. 5)
(afb. 6)