4.5 Restwarmte-indicatie
De kookplaat heeft voor elke kookzone een restwarm-
te-indicatie met twee standen. De kookzone niet aanra-
ken zolang de restwarmte-indicatie brandt.
De Bediening in essentie
5 De Bediening in essentie
5.1 Kookplaat inschakelen of uitschakelen
U schakelt de kookplaat met de hoofdschakelaar in en
uit.
Wanneer u de kookplaat binnen de eerste 4 seconden
na het uitschakelen weer inschakelt, treedt hij in wer-
king met de vorige instellingen.
5.2 Kookplaat inschakelen
Op
tippen.
▶
a Het indicatielampje boven
a De indicaties
branden.
a De kookplaat is klaar voor gebruik.
5.3 Kookplaat uitschakelen
Wanneer alle kookzones een bepaalde tijd (10-60 se-
conden) uitgeschakeld zijn, wordt de kookplaat auto-
matisch uitgeschakeld.
Op
tippen.
▶
a Het indicatielampje boven
a De indicaties verdwijnen.
a Alle kookzones zijn uitgeschakeld.
a De restwarmte-indicatie blijft verlicht totdat de kook-
zones voldoende zijn afgekoeld.
5.4 Instellen van de kookzones
Om een kookzone te kunnen instellen, moet deze ge-
kozen zijn.
In het instelgedeelte stelt u de gewenste kookstanden
in.
Kookstand
1
laagste stand
9
hoogste stand
.
Elke kookstand heeft een tussenstand,
bijv. 4. .
5.5 Kookstanden instellen
Vereiste: De kookplaat is ingeschakeld.
Met
de kookzone kiezen.
1.
a In de kookstandindicatie brandt . Onder de kook-
standindicatie brandt .
brandt.
gaat uit.
Indicatie
Betekenis
De kookplaat is zo heet dat u kleine ge-
rechten kunt warmhouden of couvertu-
res kunt smelten.
De kookzone is heet.
In het instelgebied een kookstand instellen.
2.
a De kookzone is ingeschakeld.
5.6 Kookstanden wijzigen
Met
de kookzone kiezen.
1.
In het instelgebied een kookstand instellen.
2.
5.7 Kookzone uitschakelen
Als u de kookzone hebt uitgeschakeld, verschijnt na
ongeveer 10 seconden de restwarmte-indicatie.
Met
de kookzone kiezen.
1.
In het instelbereik 0 instellen.
2.
5.8 Insteladvies voor het koken
Hier krijgt u een overzicht van verschillende gerechten
en de bijbehorende kookstanden.
De bereidingstijd varieert afhankelijk van de soort, het
gewicht, de dikte en de kwaliteit van de gerechten. De
doorkookstand is afhankelijk van de gebruikte pan.
Kook-
Bereidingsme-
stand
thode
9
Aan de kook
brengen
9
Aanbraden
9
Verwarmen
9
Opkoken
9-8.
Blancheren
8-6
Braden
6-5
Braden
7-6
Bakken
7-6
Verder koken in
de open pan
6-5
Bruin bakken of
braden
De Bediening in essentie nl
Voorbeelden
Water
Vlees
Vet, vloeistoffen
Soepen, sauzen
Groente
Vlees, aardappelen
Vis
Gerechten met bloem, ge-
rechten met eieren
Deegwaren, vloeistoffen
Bloem, uien
49