De afvalwaterslang met 10 mm buiten-
diameter mag niet hoger geplaatst worden
dan de stuurkop. De lengte van de slang
mag hoogstens 3 m bedragen. Het losse
einde van de slang aan de buisleiding of
dergelijke goed bevestigen met de bijge-
voegde plakband.
De veiligheidsoverloopslang met 19 mm
buitendiameter dient zonder knikken met
een permanente daling naar de riolering te
worden gelegd. Voor het geval, dat er zich
aan de inbouwpositie een probleem van
dichtheid en grotere schade aan het toestel
of de toevoerleiding zou kunnen voordoen
(bijv. in kantoorruimten, dokterspraktijken
enz.) dient gevrijwaard te zijn, dat bij
afwezigheid van het personeel de water- en
stroomverzorging van de installatie kan
worden onderbroken. Deze interventie mag
evenwel nooit uitgevoerd worden, wanneer
het toestel zich nog in de 'regenererings-
fase' bevindt. Indien de onderbreking van de
water- en de stroomverzorging langer dan 4
dagen duurt, dient bij het opnieuw in werking
stellen om hygiënische redenen een hand-
matige regeneratie te worden geactiveerd.
De waterontharder kan op een horizontaal
of een verticaal buizenframe geplaatst
worden. De montagehoogte hangt af van
het verloop van de leidingen (minimale
montagehoogte van de grond tot aan de
inbouwdraaiflens 87 cm bij directe aan-
sluiting zonder slangen). De met een trans-
parante kap (4) afgesloten vulopening voor
het zout dient goed toegankelijk te zijn.
7.
Inbedrijfstelling
a) In het zoutvoorraadsreservoir (5) zoveel
water (ca. 18 l) vullen, dat de geperfo-
reerde tussenbodem 0,5 - 1 cm bedekt is.
ATTENTIE
Een te hoge vulling kan leiden tot de active-
ring van de storingsmelding (zie hoofdstuk
"Storing").
36
Inbedrijfstelling
Indien te weinig water wordt toegevoerd (de
tussenbodem resp. het zout zijn niet
bedekt), verhoogt met elke regeneratie wel
de vulstand (tot ca. 1 cm boven de tussen-
bodem) maar tot op dit moment wordt de
ontharder met water in plaats van pekel-
water geregenereerd, dit kan leiden tot
harder water.
b) Beide vergrendelingshaken (16) aan de
zijde van de stuurkop naar binnen
drukken en de afdekkap (2) afnemen.
c) De montagedatum op het daarvoor voor-
ziene etiket (18) noteren.
Wijziging van het vooringestelde hard-
heidsbereik:
Het hardheidsbereik van het leidingwater
dient op de elektrische schakeling te worden
ingesteld met behulp van de DIP-schakelaar
(26). Sluit het aan het hardheidsbereik
toegewezen contact (naar links schuiven;
zie afb. 2).
Hardheidsbereik
A 12-25 °TH
B 25-50 °TH
C 50-100 °TH zeer hard
Tab. 1: Hardheidsbereik
Afb. 2:
DIP-schakelaar
Er mag slechts één van de contacten
gesloten zijn. Op foutieve instellingen
reageert de schakeling met een akoestische
signaaltoon. De contacten 4 tot 8 zijn
geopend.
Delfin
DIP-
schakelaar
gemiddeld
Contact 1
hard
hard -
Contact 2
zeer hard
Contact 3