knipperen. Laat in dat geval de aan-uitschakelaar los.
De lamp gaat uit na één minuut.
• Gebruik een doek om het vuil van de lens van de lamp
te vegen. Wees voorzichtig de lens van de lamp niet te
bekrassen om de lichtopbrengst niet te verlagen.
Werking van de omkeerschakelaar
LET OP:
• Controleer altijd de draairichting alvorens het
gereedschap te gebruiken.
• Gebruik de omkeerschakelaar alleen nadat het
gereedschap volledig tot stilstand is gekomen. Als u de
draairichting verandert voordat het gereedschap
volledig stilstaat, kan het gereedschap worden
beschadigd.
• Als u het gereedschap niet gebruikt, zet u de
omkeerschakelaar altijd in de middenstand (zie afb. 7).
Dit gereedschap is uitgerust met een omkeerschakelaar
waarmee u de draairichting kunt omkeren. Druk op de
omkeerschakelaar vanaf kant A voor de draairichting
rechtsom, of vanaf kant B voor de draairichting linksom.
Wanneer de omkeerschakelaar in de middenstand staat,
kunt u de aan-uitschakelaar niet inknijpen.
De draaisnelheid veranderen
LET OP:
• Zet de snelheidsinstelknop altijd volledig in de
gewenste stand. Als u het gereedschap bedient terwijl
de snelheidsinstelknop halverwege de standen "1" en
"2" staat, kan het gereedschap worden beschadigd.
• Bedien de snelheidsinstelknop niet terwijl het
gereedschap draait. Het gereedschap kan hierdoor
worden beschadigd (zie afb. 8).
Om de draaisnelheid van het gereedschap te veranderen,
schakelt u eerst het gereedschap uit en verschuift u
daarna de snelheidsinstelknop naar stand "2" voor een
hoge draaisnelheid, of naar stand "1" voor een lage
draaisnelheid. Zorg ervoor dat de snelheidsinstelknop in
de juiste stand staat alvorens het gereedschap te
bedienen. Gebruik de juiste draaisnelheid voor uw
werkzaamheden.
De werkingsfunctie selecteren
LET OP:
• Stel de keuzering altijd in op het symbool van de juiste
stand voor uw werkzaamheden. Als u het gereedschap
bedient met de keuzering ingesteld tussen twee
symbolen in, kan het gereedschap worden beschadigd
(zie afb. 9).
Dit gereedschap is uitgerust met een werkingsfunctie-
keuzering. Kies met deze keuzering uit de drie
beschikbare werkingsfuncties degene die het meest
geschikt is voor uw klus.
Voor alleen ronddraaien, draait u de keuzering zodat de
pijlpunt op het gereedschap naar het symbool
ring wijst.
Voor ronddraaien met slagwerking, draait u de keuzering
zodat de pijlpunt op het gereedschap naar het symbool
op de ring wijst.
Voor ronddraaien met slipkoppeling, draait u de keuzering
zodat de pijlpunt op het gereedschap naar het symbool
op de ring wijst.
32
Het draaikoppel instellen
(schroevendraaierfunctie " ") (zie
afb. 10)
Het draaikoppel kan in 21 stappen worden ingesteld door
de instelring te draaien zodat de gewenste stand op de
schaalverdeling is uitgelijnd met de pijlpunt op de
behuizing van het gereedschap.
Draai eerst de werkingsfunctie-keuzering naar de stand
met het symbool
Het draaikoppel is minimaal wanneer stand 1 is uitgelijnd
met de pijlpunt, en maximaal wanneer het symbool is
uitgelijnd met de pijlpunt. In de standen 1 t/m 21 zal de
koppeling slippen bij steeds oplopende
draaikoppelniveaus. Bepaal het juiste draaikoppelniveau
door bij wijze van proef een schroef in het materiaal of
een stuk gelijkwaardig materiaal te draaien, alvorens het
gereedschap op het eigenlijke werkstuk te gebruiken.
OPMERKING:
• De instelring wordt niet vergrendeld wanneer de
pijlpunt halverwege tussen twee standen staat.
DE ONDERDELEN MONTEREN
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de accu is verwijderd alvorens enige
werkzaamheden aan het gereedschap te verrichten.
De zijhandgreep aanbrengen (extra
handgreep) (zie afb. 11)
Gebruik altijd de zijhandgreep om veilig te kunnen
werken.
Plaats de zijhandgreep zodanig dat de groep op de arm
past ik een van de uitsteeksels op het gereedschap. Draai
daarna de zijhandgreep vast door deze rechtsom te
draaien.
Afhankelijk van uw werkzaamheden kunt u de
zijhandgreep aan de linker- of rechterkant van het
gereedschap aanbrengen.
Het schroefbit of boorbit aanbrengen en
verwijderen (zie afb. 12)
Draai de mof linksom om de klauwen in de spankop te
openen. Steek het bit zo ver mogelijk in de spankop.
Draai de mof rechtsom om de spankop te sluiten. Om het
bit te verwijderen, draait u de mof linksom.
De bithouder aanbrengen (zie afb. 13)
Pas de bithouder in de uitsparingen op de linker- of
rechterzijkant van de voet van het gereedschap en zet
deze vast met een schroef.
Wanneer u een bit niet gebruikt, klemt u deze in de
bithouder. U kunt hierin bits van 45 mm lengte bewaren.
op de
Instelbare dieptegeleider (zie afb. 14)
De instelbare dieptegeleider wordt gebruikt om gaten te
boren van dezelfde diepte. Draai de klemschroef los, stel
de dieptegeleider in op de gewenste boordiepte en draai
de klemschroef weer vast.
.