MENU → INSTELLINGEN → Installateursniveau → Installatieconfiguratie
→ Conf. ext. ingang:
→ Maximale voorverw.tijd:
→ WW in cascade:
→ BT doorverwarmen:
→ Configuratie systeemschema
→ Systeemschemacode:
→ Configuratie FM5:
→ Configuratie FM3:
→ Multif.uitg. FM3:
→ Multif.uitg. FM5:
→ Configuratie WP-regelmodule
→ Multif.uitg. 2:
Fabrieksinstelling: Circulatiepomp
→ ME:
Fabrieksinstelling: 1 x circulatie
De systeemthermostaat controleert, of bij de ingang van de warmtepomp een signaal aanwezig is. Bijvoorbeeld:
Ingang GeniaAir: ME van de warmtepompregelingsmodule
→ Warmteopwekker 1
→ Warmtepomp 1
→ Warmtepompregelingsmodule
→ Status:
→ Actuele aanvoertemperatuur: °C
→ Circuit 1
→ Soort circuit:
Fabrieksinstelling: Verwarmen
108
Selectie of het externe CV-circuit met een brug of met open klemmen wordt gedeactiveerd.
Voorwaarde: de functiemodule FM5 en/of FM3 is aangesloten.
Fabrieksinstelling: NC contact
Instellen van de periode, zodat de gewenste kamertemperatuur aan het begin van het 1e
tijdvenster is bereikt.
Het begin van het opwarmen wordt afhankelijk van de buitentemperatuur (BT) vastgelegd:
–
BT ≤ -20 °C: = ingestelde duur van de voorverwarmingstijd
–
BT ≥ +20 °C: = geen voorverwarmingstijd
Tussen deze beide waarden volgt een lineaire berekening van de duur van de voorverwar-
mingstijd.
Fabrieksinstelling: Uit
Instellen of de eerste warmtepomp of alle warmtepompen voor de warmwaterbereiding ge-
bruikt moeten worden.
Fabrieksinstelling: Alle warmtepompen
Wanneer de buitentemperatuur de ingestelde temperatuurwaarde onderschrijdt, wordt buiten
het tijdvenster met behulp van de Stooklijn: op de Gewenste temperatuur: °C geregeld.
AT ≤ ingestelde temperatuurwaarde: geen nachtverlaging of totale uitschakeling
Fabrieksinstelling: Uit
Systemen zijn over het algemeen op aangesloten systeemcomponenten gegroepeerd. Elke
groep heeft een systeemschemacode. Gebaseerd op de ingevoerde code schakelt de sys-
teemthermostaat de systeemgerelateerde functies vrij.
Door de aangesloten componenten kunt u voor de geïnstalleerde installatie de systeem-
schema-code vaststellen (→ gebruik van de functiemodule, systeemschema, ingebruikne-
ming) en hier invoeren.
Fabrieksinstelling: systeemschema 1 of 8
Elke configuratie komt overeen met een gedefinieerde klembezetting FM5
(→ Hoofdstuk 4.5). De klembezetting bepaalt, welke functies de in- en uitgangen hebben.
Configuratie selecteren die bij de geïnstalleerde installatie past.
Elke configuratie komt overeen met een gedefinieerde klembezetting FM3
(→ Hoofdstuk 4.6). De klembezetting bepaalt, welke functies de in- en uitgangen hebben.
Configuratie selecteren die bij de geïnstalleerde installatie past.
Functiebezetting van de multifunctionele uitgang selecteren.
Functiebezetting van de multifunctionele uitgang selecteren.
Functiebezetting van de multifunctionele uitgang selecteren.
→ Niet verbon-
De systeemthermostaat negeert het aanwezige signaal.
den
→ 1 x circulatie
De gebruiker heeft op de toets voor de circulatie gedrukt. De systeem-
thermostaat activeert de circulatiepomp voor een korte periode.
→ Fotovoltaïek
Bij overtollige stroom is een signaal aanwezig en activeert de systeem-
thermostaat eenmalig de functie Boost warm water. Als het signaal
aanwezig blijft, wordt het buffervat met aanvoertemperatuur + offset buf-
fervat zolang geladen, tot het signaal bij de warmtepomp weggaat.
→ Ext. koelmo-
Het signaal van een externe thermostaat wordt voor het omschakelen
dus
tussen verwarmen en koelen gebruikt. Voorwaarde: in de functie Ener-
giebedrijf: is Verw.+koel. uit geselecteerd.
–
MI-contact gesloten = koelen
–
MI-contact open = verwarmen
→ Inactief
Het CV-circuit wordt niet gebruikt.
Gebruiksaanwijzing en installatiehandleiding MiPro Sense 0020288087_02