NL
bereikt (dit is de maximale werkdruk) en start
automatisch als de druk in de tank gedaald is
tot 6 bar (87 psi).
De luchtslang en het gereedschap aansluiten
(Afb. A)
1. Draai de draaiknop van de drukregelaar (4) naar
links, totdat de druk volledig is weggevallen.
2. Steek de connector van de luchtslang (niet
meegeleverd) in de snelkoppeling (5) op de
compressor. De connector klikt tijdens het druk-
ken stevig vast en vergrendeld de luchtslang.
3. Sluit het door lucht aangedreven gereedschap
(niet meegeleverd) dat u wilt gebruiken, aan op
de snelkoppeling van de luchtslang.
4. Draai de draaiknop van de drukregelaar (4)
naar rechts, totdat de drukmeter (6) het door u
gewenste drukniveau aangeeft.
5. Uw door lucht aangedreven gereedschap is nu
gereed voor gebruik.
De luchtslang en het gereedschap ontkoppelen
(Afb. A)
Let op dat u tijdens het loslaten van de
snelkoppeling, de slang vasthoud om uzelf
te beschermen tegen letsel veroorzaakt
door de terugverende slang.
1. Draai de draaiknop van de drukregelaar (4) naar
links, totdat de druk volledig is weggevallen.
2. Verlaag de druk door het door druk aangedreven
gereedschap (niet meegeleverd) te activeren.
3. Trek de huls op de snelkoppeling van de luchts-
lang naar achteren en verwijder uw door druk
aangedreven gereedschap.
4. Trek de huls op de snelkoppeling (5) naar ach-
teren en verwijder de slang.
Het aflezen van de druk (Afb. A)
De compressor heeft twee drukmeters (6, 7). De
tankdruk kan via de drukmeter (7)worden afgele-
zen en de werkdruk (geregelde druk) kan worden
afgelezen via de drukmeter (6). De zwarte schaal
geeft de druk in bar aan, de rode schaal geeft de
druk in psi aan.
De werkdruk aanpassen (Afb. A)
Het is niet altijd noodzakelijk om de
maximale werkdruk te gebruiken. Door
lucht aangedreven gereedschap gebruikt
vaak minder druk. Controleer altijd de
24
overeenkomstige werkdruk van het
gereedschap dat u wilt gaan gebruiken.
Met betrekking tot de compressoren die met een
drukregelaar (4) worden geleverd, is het noodzake-
lijk om de werkdruk op de juiste manier in te stellen.
Het is mogelijk om de werkdruk in te stellen door
middel van de draaiknop op de drukregelaar (4):
• Bij het naar rechts draaien, zal de werkdruk
verhogen.
• Bij het naar links draaien, zal de werkdruk
verlagen.
Opmerking: als tijdens het aanpassen van de
druk geen door druk aangedreven gereedschap is
gekoppeld, kan het zijn dat de drukmeter (6) de
drukverlaging niet nauwkeurig aangeeft.
Overbelastingsschakelaar (Afb. A)
De motor is voorzien van een overbelastingsscha-
kelaar (14). Als de compressor overbelast is, zal
de overbelastingsschakelaar (14) de apparatuur
automatisch uitschakelen om de compressor tegen
oververhitting te beschermen. Als de overbelas-
tingsschakelaar (14) wordt geactiveerd, schakelt u
de compressor uit met de AAN/UIT-schakelaar (2)
en wacht u tot de compressor is afgekoeld. Vervol-
gens drukt u op de overbelastingsschakelaar (14)
en start u de compressor opnieuw op.
Werkzaamheden beëindigen (Afb.A, C)
Raak de compressor niet aan, tenzij de
stroomvoorziening al minimaal 10 minuten
geleden werd uitgeschakeld.
Als er risico op vorst aanwezig is, of als u
uw compressor langere tijd niet gaat
gebruiken, adviseren wij u om uw compressor
op een juiste manier op te bergen.
1. Controleer of de AAN/UIT-schakelaar (2) in de
stand 'O' staat ingesteld.
2. Trek de netstekker uit de stroomvoorziening.
3. Verlaag de druk in de tank tot ca. 2 bar door
een door druk aangedreven gereedschap aan te
sluiten en te activeren.
4. Draai vervolgens geleidelijk de aftapkraan (11)
aan de onderkant van de tank open. Het water
in de tank (15) zal nu uit de tank (15) lopen.
5. Wees voorzichtig als de tank (15) nog perslucht
bevat, omdat het water daardoor krachtig kan
WWW.VONROC.COM