2. Til de krik voldoende op om het wiel
gemakkelijk te kunnen verwijderen.
3. Verwijder, met behulp van een
schroevendraaier, de veerring (afb.
39.B) en de drukring (afb. 39.C.).
4. Verwijder het wiel dat
vervangen moet worden.
5. Smeer de as (afb. 39.D) in met vet.
6. Monteer het nieuwe wiel.
7. Plaats de drukring en de veerring
zorgvuldig weer op hun plaats.
BELANGRIJK Controleer of de achterste
wielen op dezelfde hoogte staan (afb.
40.A) en of het verschil tussen de externe
diameters tussen de twee wielen (afb. 40.B)
niet meer is dan 8-10 mm. Indien dit wel zo is,
moet men, om een onregelmatig maaien te
voorkomen, de uitlijning van de snijgroep bij een
geautoriseerd dienstcentrum laten afstellen.
8.3.5 De banden repareren of vervangen
De banden zijn "Tubeless" en iedere vervanging
of reparatie als gevolg van een lek dient dan ook
door een vakman uitgevoerd te worden volgens
de, voor dit type banden, geldende voorschriften.
8.4 ELEKTRONISCHE KAART
De elektronische kaart is een onderdeel dat
zich onder het dashboard bevindt en dat alle
beveiligingen van de machine beheert.
8.4.1 Beschermingsinrichting van
de kaart (enkel voor modellen
met opvang achteraan)
• De elektronische kaart bevindt zich
onder het dashboard en is voorzien
van een zelfherstellende beveiliging
waardoor het circuit verbroken
wordt in geval van afwijkingen in de
elektrische installatie (hfdstk. 14).
8.4.2 Beschermingszekering van
de fiche(enkel voor modellen
met zijdelingse aflaat)
• De elektronische kaart bevindt zich onder
het dashboard en is voorzien van een
zekering waardoor het circuit verbroken
wordt in geval van afwijkingen of kortsluiting
in de elektrische installatie (hfdstk. 14).
8.5 EEN ZEKERING VERVANGEN
De machine is uitgerust met een aantal
zekeringen (afb. 40.A) met verschillend vermogen
en met de volgende functies en kenmerken:
– Zekering van 10 A = bescherming van
de algemene stroomcircuits en het
vermogen van de elektronische kaart;
het in werking treden van deze zekering
veroorzaakt de stilstand van de machine.
Enkel bij de modellen met aflaat
achteraan, gaan tevens alle lampjes
uit op het dashboard (par. 5.11)
– Zekering van 25 A = bescherming
van het laadcircuit; wanneer deze
zekering in werking treedt, verliest
de accu geleidelijk aan zijn lading en
ontstaan er problemen bij het starten.
Het vermogen van de zekering is
aangegeven op de zekering zelf.
BELANGRIJK Een doorgebrande
zekering dient altijd vervangen te worden door
eenzelfde type met hetzelfde vermogen.
Als de oorzaak van het in werking treden
niet gevonden kan worden dient er contact
opgenomen te worden met uw Verkoper.
8.6
VERVANGING LAMPEN
8.6.1 Type "I" - Gloeilampen
• De koplampen (18W) zijn door middel
van een bajonetfitting in de lamphouder
gedraaid. De lamphouder kan verwijderd
worden door deze met behulp van een
tang tegen de klok in te draaien (afb. 42)
8.6.2 Type "I" - LED-lampen
• Draai de ringmoer (afb. 42.A) los en
verwijder de connector (afb. 42.B).
Demonteer de LED-verlichting
(afb. 42.C) die met de schroeven
bevestigd (afb. 42.D) is.
8.7
ACHTERAS
• Deze bestaan uit een verzegelde eenheid
en vragen geen onderhoud.; de eenheid is
voorzien van een permanente smering die
geen vervanging of aanvulling behoeft.
NL - 22