ONDERDELEN
1.
Kookoppervlak
2.
Indicatielampjes
3.
Draaiknop
VOOR HET EERSTE GEBRUIK
·
Verwijder voor het eerste gebruik alle verpakkingsmaterialen en eventuele promotionele stickers.
·
Gebruik het toestel altijd op een stevig, droog, effen oppervlak.
·
Gebruik potten en pannen geschikt voor inductiekookplaten. Deze zijn
voorzien van volgend symbool
van de kookpotten of pannen moet magnetisch zijn. Wanneer je een magneet
onder aan de pot houdt, moet deze blijven hangen aan de onderkant van de
pot. Als dit het geval is, is de pot geschikt voor inductiekoken.
·
De diameter van je pot of pan moet minimum 10 cm en maximum 22 cm bedragen.
·
Gebruik altijd een kookpot of pan met een platte bodem, die een goed contact geeft met de
kookplaat. Als de bodem hol of bol staat, zal de warmteverdeling niet optimaal zijn.
GEBRUIK
1.
Voor je het toestel aanzet, moet je eerst een pot of pan op het kookoppervlak plaatsen. Plaats de
kookpot of pan steeds in het midden van de kookplaat.
! Verwarm geen lege potten of pannen. Lege containers kunnen beschadigd of vervormd raken.
2.
Zorg ervoor dat de draaiknop op "MIN" staat. Steek dan de stekker in het stopcontact. Indien de
draaiknop niet op "MIN" stond bij het inschakelen van het toestel zal dit niet werken. Draai alsnog
de knop eerst naar "MIN" voordat je de gewenste temperatuurstand kiest.
! Zorg ervoor dat er geen vreemde objecten zoals water of voedsel op de kookplaat liggen, voor je
ze aanzet.
3.
Draai de draaiknop naar de gewenste stand. De kookplaat heeft 8 verschillende temperaturen.
·
MIN: uitstand
8
DO30112IP
2
3
of kan je zelf eenvoudig testen. De bodem
1