Elektrische aansluiting
Alleen een daartoe bevoegd vakman mag het toestel
aansluiten. Het apparaat dient volgens de nieuwste IEE-
richtlijnen (Institution of Electrical Engineers) te worden
geïnstalleerd. Bij een verkeerde aansluiting kan het toestel
worden beschadigd.
Verzeker u ervan dat de spanningswaarde van het
elektriciteitsnet overeenkomt met de aangegeven waarde op
het typeplaatje. U vindt het typeplaatje aan de binnenkant van
de klep van het opbergvak.
Zorg ervoor dat het elektriciteitsnet volgens voorschrift geaard
is en de zekering en het betreffende kabel- en leidingsysteem
bestand zijn tegen de belasting van het toestel.
Het is aan te bevelen het stroomcircuit van het toestel te
beveiligen met een zekering van 16 ampère.
Let er bij het leggen van de kabel op dat:
de kabel niet ingeklemd of bekneld wordt.
■
de kabel bijv. niet in contact komt met snij- of scherpe
■
kanten.
de kabel niet in contact komt met onderdelen die een
■
temperatuur van meer dan 50 °C boven kamertemperatuur
kunnen krijgen.
Apparaat aansluiten
Het toestel voldoet aan beveiligingsklasse 1 en mag alleen met
een geaarde aansluiting worden gebruikt.
Bij alle montagewerkzaamheden moet het apparaat
spanningsloos zijn.
Gasaansluiting
Het apparaat dient te worden aangesloten volgens de op dat
moment geldende voorschriften. Controleer voor de installatie
van het apparaat of de plaatselijke voorwaarden (gastype en -
druk) en de apparaatinstellingen met elkaar overeenkomen. De
voorwaarden voor de apparaatinstelling vindt u op het
typeplaatje. De aansluiting op de gasleidingen en de
afdichtingen dient vakkundig en volgens de op dat moment
geldende normen te worden uitgevoerd.
Gasaansluiting aan het apparaat
De gasaansluiting (EN ISO 228 G1/2) bevindt zich linksachter
het toestel. De volgende aansluitingen zijn bij het apparaat
gevoegd:
Elleboogstuk EN ISO 228 G1/2 -
EN 10226 R1/2 (met platte
afdichting)
Voorinstelling van de brander
De branders zijn vooraf ingesteld op aardgas G20 (20 mbar).
Een set koppen voor vloeibaar gas G30/31 (28-30/37mbar) is
bij het apparaat gevoegd.
Toebehoren
Toebehoren kunt u nabestellen bij de klantenservice, in de
vakhandel of via Internet.
Stadsgaskop G110 (8 mbar)
■
Stadsgaskop G120 (8 mbar)
■
Het toestel mag alleen met de meegeleverde aansluitkabel
worden aangesloten.
De bescherming tegen aanraking dient door de inbouw te zijn
gewaarborgd.
Alleen een daartoe bevoegd vakman mag het toestel
aansluiten. Voor hem gelden de bepalingen van de regionale
elektriciteitsmaatschappij.
Aansluitkabel zonder geaarde stekker
De installatie dient te beschikken over een schakelaar met een
contactopening van minstens 3 mm. Fase- en neutraal ("nul-")
leider in het stopcontact identificeren. Bij een verkeerde
aansluiting kan het toestel worden beschadigd.
Aansluiting op de nominale spanning 220-240 V. De aders van
de hoofdleiding (netaansluiting) aansluiten volgens de
kleurcodering: groen-geel = aardleiding
neutraalleiding, bruin = fase (buitenleiding).
GB, IE, NZ, IL, DK en AU
Alleen een vaste aansluiting.
Aansluitkabel met geaarde stekker
Het toestel kan ook met de bijgevoegde geaarde stekker op
een volgens voorschrift aangebracht geaard stopcontact
worden aangesloten. Dit moet na de inbouw toegankelijk zijn. Is
dit niet het geval, dan moet er op het apparaat een schakelaar
met een contactafstand van minstens 3 mm worden
aangebracht.
Aardgas aansluiten
Gebruik alleen aansluitleidingen of flexibele slangen die
voldoen aan de geldende voorschriften en voor dit doel zijn
toegelaten.
1.
Schroef het adapterstuk (3) en de afdichting (2) vast aan de
gasaansluiting (1).
2.
Houd met een sleutel het adapterstuk (3) vast en schroef het
aansluitstuk aan een vaste aansluitleiding (4) of een flexibele
gas-aansluitslang.
Voor het afdichten van het schroefdraad alleen goedgekeurd
afdichtingsmateriaal gebruiken.
<
, blauw = (nul)
69