nl
12 Ontdooien ............................... 100
12.1 Ontdooien in het koelvak. .... 100
12.2 Ontdooien in het vriesvak .... 100
13 Reiniging en onderhoud ........ 100
13.1 Apparaat voorbereiden
voor reiniging........................ 100
13.2 Apparaat schoonmaken ....... 101
13.3 De dooiwatergoot en het af-
voergat reinigen.................... 101
13.4 Onderdelen eruit halen......... 101
14 Storingen verhelpen .............. 103
14.1 Stroomuitval.......................... 105
14.2 Apparaatzelftest uitvoeren.... 105
15 Opslaan en afvoeren.............. 105
15.1 Apparaat buiten gebruik
stellen ................................... 105
15.2 Afvoeren van uw oude ap-
paraat ................................... 106
16 Servicedienst.......................... 106
16.1 Productnummer (E-nr.) en
productienummer (FD) ......... 107
17 Technische gegevens............ 107
84