controleren of de aansluiting van de
machine op het toebehoren correct is
uitgevoerd door de onderstaande pro-
cedure te volgen:
• Wanneer DE motor is UITGE-
SCHAKELD, drukt u op de bypas-
shendel(24) en bedient u de kop-
pelingshendel(22) door deze in de
bedrijfsstand te vergrendelen;
• Houd één hand op de bypasshen-
del(24) en trek langzaam aan de
startkabel van de motor;
• De machine-accessoireverbinding
zal actief zijn wanneer, door LANG-
ZAAM aan het touw te trekken, het
mogelijk zal zijn om de bewegende
delen van het accessoire te slepen.
INFORMATIE:
Tijdens deze operatie kan een "CLACK"
worden gehoord wanneer de pin op het
accessoire in de verbinding op de ma-
chine zal dalen.
OPGELET!
Als u deze procedure uitvoert terwijl de
motor draait, kunnen de mechanische
onderdelen van de aftakas beschadi-
gd raken, waardoor de werking van de
krachtoverbrenging tussen machine en
aanbouwdeel wordt belemmerd.
OPGELET!
Nadat u het accessoire hebt vast-
gehaakt, plaatst u het wiel op zijn
plaats. "A" voor overdracht of in po -
sitie „C" voor maaiwerkzaamheden.
5,5. VRIJGAVE GEREEDSCHAP/
ACCESSOIRE
[ afb. 11, 11A, 12 en 12A]
• Zet de machinemotor uit, pak
de handgreep
vastzit en loslaten. Het wiel moet
op de grond worden geplaatst en
naar buiten worden gedraaid;
• Zorg ervoor dat de PTO hendel (22)
in de neutrale stand staat
• Laat de handrem los door de hendel
(25) in de stand te zetten
• Open de bevestigingshaken door de
hendel (26) in de stand te zetten
• Druk vanaf de onderkant van het
stuur naar beneden, waardoor de vo-
orkant van de machine van het gere-
edschap afkomt.
5.6. INSTELLEN VAN
MA AIHOOGTE
[ fig. 13 ]
OPGELET!
Voer nooit afstellingen uit terwijl
de motor draait. Verwijder voordat
u aan de accessoire gaat werken
altijd
de
contactsleutel
vast
[12 fig. 08] B
;
;
en/of
NL-11
;