FINE (Fijnafstelling, alleen analoge ingang)
U verbetert de scherpte, zuiverheid en stabiliteit van het beeld door de waarde van deze instelling te
verhogen of te verlagen.
Als de beeldinstelling die u met de functie "Auto Adjust" (Automatische regeling) en de functie "H.Size"
(Breedte) bereikt niet aan uw wensen beantwoordt, kunt u de beeldinstelling nog handmatig verfijnen met
de functie "Fine" (Fijnafstelling). U verbetert de scherpte, zuiverheid en stabiliteit van het beeld door de
waarde van deze instelling te verhogen of te verlagen.
Hiervoor kunt u een moiré-testpatroon gebruiken. Als de fijnafstelling verkeerd is gekalibreerd, ziet het
beeld eruit zoals in de linkerillustratie. Het beeld moet homogeen zijn.
Kleurenbeheersysteem
Kleurenbeheersysteem: u kunt de gewenste kleuren instellen met behulp van zes vooraf ingestelde
kleurensets (de kleurensets sRGB en NATIVE zijn altijd aanwezig en kunnen niet worden gewijzigd).
In elke kleurenset kunt u een hogere of lagere kleurentemperatuur instellen.
R,Y,G,C,B,M,S: hiermee verhoogt of verlaagt u de kleur rood, geel, groen, cyaan, blauw of magenta en de
verzadiging, afhankelijk van de optie die is geselecteerd. Als u een kleur verandert, is dit onmiddellijk
zichtbaar op het scherm. De instelling (hoger of lager) wordt door de kleurenbalken aangegeven.
NATIVE (Standaard): de oorspronkelijke kleur die door het LCD wordt weergegeven. Deze kleur kan niet
worden gewijzigd.
Hulpmiddelen 1
SHARPNESS (SCHERPTE): met deze functie kunt u op digitale wijze ervoor zorgen dat u bij elke
signaaltiming een duidelijk beeld hebt. Deze functie is voortdurend aanpasbaar voor een duidelijk of zachter
beeld, afhankelijk van uw voorkeur, en wordt onafhankelijk ingesteld door verschillende signaaltimings.
EXPANSION MODE (Uitbreidingsmodus): hiermee stelt u de zoommethode in.
FULL (Volledig): het beeld wordt uitgebreid naar 1280 x 1024, ongeacht de resolutie.
ASPECT (Vaste verhouding): het beeld wordt uitgebreid zonder dat de verhouding wordt gewijzigd.
OFF (Uit): het beeld wordt niet uitgebreid.
CUSTOM1 (Aangepast1): Inzoomen met vast middelpunt. Het beeld wordt 1,0 tot 3,0 maal uitvergroot,
zowel in horizontale (H. EXPANSION) als verticale richting (V. EXPANSION) in stappen van 0,1.
CUSTOM2 (Aangepast2): Inzoomen met vaste linkerbovenhoek. Het beeld wordt 1,0 tot 3,0 maal
uitvergroot, zowel in horizontale (H. EXPANSION) als verticale richting (V. EXPANSION) in stappen van 0,1.
VIDEO DETECT (Signaaldetectie): hiermee selecteert u de videodetectiemethode die wordt gebruikt
wanneer meer dan één computer op de monitor is aangesloten.
FIRST DETECT (Eerste detecteren): u moet de video-ingang op de modus "FIRST DETECT"
instellen. Wanneer het huidige ingangssignaal niet aanwezig is, zoekt de monitor een videosignaal op
de andere ingangspoort. Als het videosignaal zich op de andere poort bevindt, schakelt de monitor
automatisch de nieuwe gedetecteerde signaalbron in. De monitor zoekt geen andere videosignalen
wanneer de huidige videobron aanwezig is.
LAST DETECT (Laatste detecteren): u moet de video-ingang op de modus "LAST DETECT" instellen.
Wanneer de monitor een signaal weergeeft dat afkomstig is van de huidige bron en er wordt een
signaal geleverd door een nieuwe, secundaire bron, schakelt de monitor automatisch over op de
nieuwe videobron. Wanneer het huidige ingangssignaal niet aanwezig is, zoekt de monitor een
videosignaal op de andere ingangspoort. Als het videosignaal zich op de andere poort bevindt,
schakelt de monitor automatisch de nieuwe gedetecteerde signaalbron in.
NONE (Geen): de monitor zoekt geen beeldsignaal op de andere ingangspoort tenzij de monitor wordt
ingeschakeld.
DVI SELECTION (DVI-selectie): met deze functie selecteert u de DVI-ingangsmodus (Ingang 1). Nadat de
DVI-selectie is gewijzigd, moet de computer opnieuw worden opgestart.
AUTO (Automatisch): bij gebruik van de DVI-D naar DVI-D-kabel moet DVI SELECTION (DVI-selectie)
ingesteld worden op DIGITAL (Digitaal). Bij gebruik van de D-SUB naar DVI-A-kabel moet DVI
SELECTION (DVI-selectie) ingesteld worden op ANALOG (Analoog).
DIGITAL (Digitaal): de digitale DVI-ingang is beschikbaar.
ANALOG (Analoog): de analoge DVI-ingang is beschikbaar.
Opmerking: Voor Mac-computers met digitale uitgang: Voordat u de MAC-computer opstart, moet u in
"DVI SELECTION" van het schermmenu de DVI-ingangsmodus op DIGITAL instellen. Hiertoe drukt u eerst op
de knop SELECT en daarna op de knop CONTROL wanneer de DVI-signaalkabel op de DVI-I-connector
(Ingang1) van de monitor is aangesloten. Anders wordt de MAC-computer mogelijk niet opgestart.
08_Dutch
De waarde voor FINE is
7
De waarde voor FINE is
verkeerd.
correct.
Nederlands-7
7/21/03, 3:49 PM