IMG STAGELINE INCREDIBLE Mode D'emploi page 30

2) Activeer het menu-item
NL
(13). Op het display verschijnt de bedrijfstoestand:
B
= muzieksturing ingeschakeld
= muzieksturing uitgeschakeld
3) Met de toets
in of uit; bevestig met de toets ENTER. Het display
springt terug naar
opnieuw het nummer van het ingestelde showpro-
gramma weergegeven, en het apparaat start de pro-
grammacyclus in de geselecteerde modus.
4) Voor de muzieksturing stelt u de regelaar SENSITI-
VITY (6) voor de microfoongevoeligheid zo in dat
de looplichteffecten optimaal door de muziek wor-
den gestuurd. Bij elk besturingssignaal dat wordt
gegenereerd door het geluid dat door de microfoon
(5) is opgenomen, licht de groene LED SOUND
(14) kort op.
Tips
1. Bij het wijzigen van het geluidsvolume op de muziekin-
stallatie moet u ook de microfoongevoeligheid met de
draairegelaar overeenkomstig aanpassen.
2. Tijdens de muziekpauzes, bij te laag geluidsvolume of
als de regelaar SENSITIVITY volledig naar links is
gedraaid, schakelt het apparaat naar een langzaam
looplicht.
6.1 Showprogramma kiezen
Bij de LED-220DMX kunt u kiezen uit 12 muziekge-
stuurde showprogrammaʼs met verschillende looplicht-
effecten en lichtwisselsequenties. Zonder muzieksig-
naal schakelt het apparaat naar een langzaam looplicht.
1) Druk enkele keren op de toets MENU (11) tot de
melding
schijnt. Wacht niet langer dan 10 seconden om de
volgende toets in te drukken, anders wordt de
instelprocedure beëindigd.
2) Activeer het menu-item
(13). Op het display knippert het nummer van het
ingestelde showprogramma.
3) Met de toets
programmanummer en bevestigt u met de toets
ENTER.
6.2 Meerdere LED-220DMX-apparaten
aaneenschakelen
U kunt meerdere LED-220DMX-apparaten aaneen-
schakelen. Het centrale apparaat (Master) kan alle
nevenapparaten (Slave) synchroon sturen.
1) Verbind de aansluiting DMX OUTPUT (8) van het
centrale apparaat via een 3-polige XLR-kabel (b.v.
serie MEC-... of MECN-... uit het gamma van „img
Stage Line") met de aansluiting DMX INPUT (3) van
het eerste nevenapparaat.
2) Verbind de aansluiting DMX OUTPUT van het eer-
ste nevenapparaat met de aansluiting DMX INPUT
van het tweede nevenapparaat etc. tot alle appara-
ten in een ketting aangesloten zijn.
30
met de toets ENTER
of (12) schakelt u de muzieksturing
. Na 10 seconden wordt
(Show-Modus) op het display (7) ver-
met de toets ENTER
of (12) selecteert u het gewenste
3) Stel het centrale apparaat in op de mastermodus en
de nevenapparaten op een van de slavemodussen:
a) Druk enkele keren op de toets MENU (11) tot
(Slave-Modus) op het display (7) ver-
schijnt. Wacht niet langer dan 10 seconden om
de volgende toets in te drukken, anders wordt de
instelprocedure beëindigd.
b) Activeer het menu-item
ENTER (13). Op het display verschijnt de inge-
stelde modus:
Mastermodus: stel in voor het centrale
apparaat.
Slavemodus 1: stel in voor de nevenap-
paraten, als ze door het centrale appa-
raat synchroon moeten worden gestuurd.
Slavemodus 2: stel in voor de nevenap-
paraten, als ze door het centrale apparaat
tegengesteld moeten worden gestuurd.
Slavemodussen 3 en 4: besturingsvari-
anten voor de nevenapparaten, als 3, 4
of meerdere apparaten van het type
LED-220DMX zijn gebruikt.
c) Selecteer met de toets
modus en bevestig met de toets ENTER.
Zodra de nevenapparaten de besturingssignalen
van het centrale apparaat ontvangen, lichten de
respectieve rode LEDʼs SLAVE (15) op.
6.3 Afstandsbediening met de LC-3
Via de als toebehoren verkrijgbare afstandsbediening
LC-3 kunnen verschillende functies worden gestuurd.
1) Sluit de afstandsbediening aan op de jack ONLY
FOR REMOTE CONTROL (4).
2) Op de ingang DMX INPUT (3) mag geen DMX-sig-
naal beschikbaar zijn.
3) Via de uitgang DMX OUTPUT (8) kunnen andere
LED-220DMX-apparaten
( hoofdstuk 6.2), om deze via de afstandsbedie-
ning samen met het centrale apparaat te besturen.
4) Met de toets STAND BY (18) kunt u de lichtbundels
uit- en inschakelen. Als de lichtbundels zijn uitge-
schakeld, licht ter controle de LED naast de toets
STAND BY.
5) Selecteer met de toets MODE (20) de bedrijfsmo-
dus:
a) Als de LED van de toets MODE niet oplicht, dan
is de stroboscoopmodus ingeschakeld. Door de
toets FUNCTION (19) ingedrukt te houden, kunt
u een van de drie stroboscoopfuncties activeren:
1. muziekgestuurde stroboscoop* in salvoʼs
2. muziekgestuurde stroboscoop* in salvo's
(bij de nevenapparaten ook afwisselend, als
*De muzieksturing moet ingeschakeld zijn
( hoofdstuk 6, Bedieningsstappen 1 – 4).
met de toets
of (12) de gewenste
worden aangesloten