6.5 Accu-capaciteitsindicatie (fi g. 1c, pos. d)
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsindi-
catie (e). De accu-capaciteitsindicatie (d) signa-
leert de laadtoestand van de accu aan de hand
van 3 LEDs.
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu.
Alle LEDs knipperen:
De temperatuur van de accu is te laag. Verwijder
de accu van het apparaat en laat de accu één
dag liggen bij ruimtetemperatuur. Als de fout
opnieuw optreedt, dan werd hij diep ontladen en
is hij defect. Neem de accu van het apparaat. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt resp. gela-
den worden.
6.6 Verwisselen van slijpschijven (fi g. 8/9)
Om de slijpschijven te verwisselen heeft u de
meegeleverde nokkensleutel (5) nodig. De nok-
kensleutel (5) wordt bewaard in het extra handvat
(3). Trek indien nodig de nokkensleutel (5) uit het
extra handvat (3).
Gevaar! Om veiligheidsredenen mag de haakse
slijper niet met ingestoken nokkensleutel (5) wor-
den ingezet.
•
Eenvoudige verwisseling van schijf door spil-
vergrendeling.
•
De spilvergrendeling indrukken en de slijp-
schijf vergrendelen.
•
De flensmoer met behulp van de voorgatsleu-
tel open draaien. (fig. 9)
•
Verwissel van slijp- of snijschijf en draai dan
de flensmoer met de voorgatsleutel weer
vast.
Aanwijzing!
De spilvergrendeling slechts bij stilstaande
motor en slijpspil drukken!
De spilvergrendeling moet U bij het verwisse-
len van schijf blijven drukken.
Bij slijp- of snijschijven tot ongeveer 3 mm dikte
de fl ensmoer met de vlakke kant naar de slijp- of
snijschijf vastschroeven.
Anl_TP_AG_18_125_CE_Set_SPK13.indb 94
Anl_TP_AG_18_125_CE_Set_SPK13.indb 94
NL
6.7 Plaatsing van de fl ensen bij gebruik van
slijpschijfen en snijschijven (afb. 10-13)
•
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
gebogen of rechte slijpschijf (afb. 11)
a) Spanflens
b) Flensmoer
•
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
gebogen snijschijf (afb. 12)
a) Spanflens
b) Flensmoer
•
Plaatsing van de flensen bij gebruik van een
rechte snijschijf (afb. 13)
a) Spanflens
b) Flensmoer
6.8 PROEFDRAAIEN VAN NIEUWE SLIJP-
SCHIJVEN
De haakse slijper met gemonteerde slijp- of snij-
schijf minstens 1 minuut vrij laten lopen. Vibreren-
de schijven onmiddellijk vervangen.
6.9 SLIJPSCHIJVEN
•
De slijp- of snijschijf mag nooit groter zijn dan
de voorgeschreven diameter.
•
Controleer vóór het gebruik van de slijp- of
snijschijf haar aangeduid toerental.
•
Het maximumtoerental van de slijp- of
doorslijpschijf moet hoger zijn dan het statio-
nair toerental van de haakse slijper.
•
Gebruik enkel slijp- of snijschijven die toe-
gelaten zijn voor een minimum toerental van
10.500 min
en voor een omtreksnelheid van
-1
69 m/sec.
•
Let bij gebruik van diamantsnijschijven op
de draairichting. De draairichtingspijl op de
diamantsnijschijf moet overeenkomen met de
richtingspijl op het gereedschap.
Waarschuwing!
6.10 WERKWIJZE
6.10.1 Schrobslijpen (fi g. 14)
Let op! De beschermkap voor het slijpen ge-
bruiken
Het best resultaat bij het schrobslijpen word be-
reikt als U de slijpschijf in een hoek van 30° tot
40° ten opzichte van het slijpvlak aanzet en gelijk-
matig over het werkstuk heen en weer beweegt.
6.10.2 Snijslijpen (fi g. 15)
Let op! De beschermkap voor het doorslijpen
gebruiken (montage zie 5.3). Bij het snijden de
haakse slijper niet in het snijvlak kantelen. De
snijschijf moet een intacte snijrand hebben. Voor
het snijden van hard gesteente gebruikt U het
- 94 -
18.08.2023 06:29:27
18.08.2023 06:29:27