8. Verwijder de kunststof slang en plaats de dop weer
op de olieaftapplug.
9. Draai het oliefilter linksom om het te verwijderen.
10. Smeer de rubberen afdichting op het nieuwe oliefilter
in met een beetje verse motorolie.
11. Om het nieuwe oliefilter te bevestigen, draait u het
filter met de hand rechtsom tot de rubberen
afdichting op zijn plaats zit, waarna u het filter nog
een halve slag verder draait.
12. Vul de motor met nieuwe olie zoals aangegeven in
Het motoroliepeil controleren op pagina 88 .
13. Start de motor en laat die gedurende 3 minuten
stationair draaien.
14. Schakel de motor uit en controleer het oliefilter op
lekkage.
15. Vul olie bij en compenseer daarbij de hoeveelheid
die het nieuwe oliefilter opneemt.
Let op: Voor veilig afvoeren van afgewerkte motorolie,
Afvoeren op pagina 92 .
zie
Het transmissieoliepeil controleren
Let op: Controleer de transmissieolie wanneer de
transmissie is afgekoeld.
Let op: Niet alle modellen zijn uitgerust met een
transmissieolietank.
1. Verwijder de schroeven, één aan elke kant, en
verwijder de transmissiekap.
826 - 001 -
2. Zorg dat het oliepeil in de transmissieolietank tussen
de twee horizontale lijnen op de tank staat.
3. Vul motorolie bij als het oliepeil onder de onderste
lijn staat, maar vul nooit bij tot boven de bovenste
Technische gegevens op pagina 93 voor de
lijn. Zie
aanbevolen olie.
De riemspanner smeren
De riemspanner moet regelmatig worden gesmeerd met
een hoogwaardig smeervet op basis van molybdeen-
disulfide.
1. Verwijder de 2 schroeven waarmee de
riemafscherming is bevestigd en til deze eraf.
2. Smeer met een vetspuit via de nippel aan de
rechterkant, onder de onderste poelie. Smeer totdat
er vet uit de achterzijde van de nippel wordt geperst.
3. Bevestig de riemafscherming en draai de 2
schroeven vast.
Max
Min
89