3.3. Configuratie van de controller (zie afbeelding 1 en 2)
Er is een vierpins connector beschikbaar om een van de drie accubeheeropties te
kiezen:
3.3.1. Geen brug: BatteryLife algoritme (zie 1.2.2.)
3.3.2. Brug tussen pin 3 en pin 4: conventioneel (zie 1.2.1.)
Belastingsontkoppeling bij lage spanning: 11,1V of 22,2V
Automatische belastingsherkoppeling: 13,1V of 26,2V
3.3.3. Brug tussen pin 2 en pin 3: conventioneel (zie 1.2.1.)
Belastingsontkoppeling bij lage spanning: 11,8V of 23,6V
Automatische belastingsherkoppeling: 14V of 28V
3.4 LED's
Groene LED: aan of knipperend wanneer de accu is aangesloten
Aan: een van de twee conventionele algoritmen
Knipperend: BatteryLife algoritme
Gele LED: geeft laadsequentie aan
Uit: geen stroom van PV installatie (of PV installatie omgepoold aangesloten)
Snel knipperend: bulk laden (accu gedeeltelijk geladen)
Traag knipperend: absorptieladen (accu tot 80% of meer geladen)
Aan: float-laden (accu volledig geladen)
3.5 Kabelaansluitingsvolgorde (zie afbeelding 3)
Ten eerste: sluit de kabels aan op de belasting maar zorg ervoor dat alle belastingen zijn
uitgeschakeld.
Ten tweede: sluit de accu aan (hierdoor kan de controller de systeemspanning herkennen).
Ten derde: sluit het zonnepaneel aan (in het geval van omgepoolde aansluiting warmt de
controller op maar wordt de accu niet geladen).
Het systeem is nu klaar voor gebruik.
3.6 Een omvormer aansluiten
De belastingsuitgang kan worden gebruikt om DC-belastingen te voeden en gelijktijdig een
omvormer te bedienen.
De omvormermodellen Phoenix 12/800, 24/800, 12/1200 en 24/1200 van Victron kunnen
worden bediend door de linker aansluiting van de afstandsbediening van de omvormer
rechtstreeks op de belastingsuitgang van de solar lader aan te sluiten (zie afbeelding 4).
5