4. CAMERA INSTELLEN
4.1 Stroomtoevoer
De camera gebruikt of 4 AAA-formaat batterijen (alkaline batterijen worden aanbevolen) of de
huishoudelijke netstroom.
Batterijen installeren
1. Open het klepje van het batterijvak aan de onderkant van de camera (zie Afb. 3).
2. Plaats 4 AAA-formaat batterijen (volgens de plus (+) en min (-) tekens) in het batterijvak
(zie Afb. 3).
3. Sluit het klepje van het batterijvak en zorg ervoor dat het goed vergrendeld is.
Noot 1: Gebruik geen oude en nieuwe batterijen door elkaar.
Noot 2: Haal de batterijen uit de camera wanneer u deze voor langere tijd niet gaat
gebruiken.
4. Schuif de stroomschakelaar naar de ON positie. Het LED-lampje op de camera gaat
branden (rood lampje) (zie Afb. 3).
Noot: Wanneer de batterijen bijna leeg zijn, gaat het LED-lampje knipperen.
Netstroom gebruiken
3. Steek de ene kant van de bijgevoegde adapter in een stopcontact en de andere kant in de
onderkant van de camera (zie Afb. 4).
Noot: Gebruik de adapter met het opschrift OUTPUT: 6V DC voor de camera.
4. Schuif de ON/OFF schakelaar naar de ON positie. Het LED-lampje op de camera moet
gaan branden (rood lampje) (zie Afb. 4).
4.2 Opstellen
Zet de camera op een geschikte plaats, richt de lens op het te observeren gebied en stel de
hoek af door de lenskop te draaien (zie Afb. 5).
4.3 Camera bevestigen
U kunt het statief gebruiken om de hoek van de camera bij te stellen (zie Afb. 6).
47