nl
Bedieningselementen
Afb. "
1
Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk „Alarm
function").
2
Toets „super" (Koelruimte)
Om het superkoelsysteem in en
uit te schakelen.
3
Temperatuurinsteltoets
koelruimte
Met de toets wordt
de temperatuur van de koelruimte
ingesteld.
4
Temperatuurindicatie koelruimte
De cijfers komen overeen met de
ingestelde temperaturen in de
koelruimte in °C.
5
Bedrijfsindicatie
De bedrijfsindicatie brandt als het
apparaat in gebruik is.
Inschakelen van
het apparaat
Het apparaat met de toets
Aan/Uit inschakelen, afb. !/6.
De temperatuurindicatie van
de koelruimte knippert, afb. "/4, tot
in het apparaat de ingestelde
temperatuur is bereikt.
Het apparaat begint te koelen. De
verlichting is ingeschakeld wanneer
de deur open is.
Wij adviseren een temperatuurinstelling
van +4 °C voor de koelruimte.
Bewaar gevoelige levensmiddelen niet
warmer dan +4 °C.
76
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperatuur is bereikt.
Vóór die tijd geen levensmiddelen in
het apparaat leggen.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Instellen van
de temperatuur
Afb. "
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van
+2 °C tot +8 °C.
Temperatuur-insteltoets koelruimte 3, net
zo vaak indrukken tot de gewenste
temperatuur in de koelruimte
is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie van de
koelruimte 4.
Verskoelruimte
De temperatuur in de verskoelruimte is in
de fabriek op ca. 0 °C ingesteld. Deze
instelling liefst niet veranderen.
Als zich op de koelwaren rijp of ijs
vormen, dan kan de temperatuur warmer
worden ingesteld. (Zie hoofdstuk „Kleine
storingen zelf verhelpen".)