NAAR EEN ANDERE AUDIOBRON
LUISTEREN TIJDENS HET KIJKEN NAAR
EEN VIDEOBRON
1
Kies één van de volgende videobronnen:
DVD, DSS of VCR.
2
Kies vervolgens één van de volgende audiobronnen met de
afstandsbediening:
TUNER, PHONO, CD, TAPE of CDR/MD.
DE HELDERHEID VAN HET DISPLAY OP
HET VOORPANEEL VERANDEREN
De displayhelderheid kan op drie niveaus worden ingesteld (max., min.
en uit) door herhaaldelijk op de DIMMER-toets op de afstandsbediening
te drukken.
Terwijl het display is uitgeschakeld, is de DISPLAY OFF-indicator aan.
DE SLAAPTIMER INSTELLEN
Stel de slaaptimer in terwijl het apparaat is ingeschakeld.
1
Schakel het apparaat AAN en druk op de SLEEP-toets op de
afstandsbediening om de slaaptimerfunctie op te roepen.
2
Druk evenveel keer op de SLEEP-toets als het aantal minuten
waarop u de slaaptijd wilt instellen.
Bij iedere druk op de SLEEP-toets verandert het display als volgt:
10
20
OF (uit)
90
Het apparaat zal na het afgebeelde aantal minuten in de standby-
stand worden gezet.
• Terwijl de slaaptimer geactiveerd is, kan de resterende tijd gedurende
ongeveer 2 seconden worden afgebeeld door op de SLEEP-toets te
drukken.
• Als u de slaaptimer wilt annuleren, drukt u herhaaldelijk op de SLEEP-
toets totdat "SLEEP OF" (SLAAP UIT) op het display wordt afgebeeld.
All manuals and user guides at all-guides.com
30
40
50
80
70
60
OPNEMEN
Druk op de POWER-toets om het apparaat in te schakelen.
1
2
Druk op de functie-keuzetoets op het broncomponent waarvanaf
u wilt opnemen.
3
Start het weergeven (of kies een zender) op de broncomponent.
4
Start het opnemen op de opnamecomponent. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de component voor verdere informatie.
Opmerkingen:
• Als dit apparaat in de standby-stand staat of is uitgeschakeld,
kunt u niet opnemen tussen andere componenten die zijn
aangesloten op dit apparaat.
• De instelling van BALANS, LAGE TONEN HOGE TONEN,
VOLUMENIVEAU en GELUIDSONDERBREKING heeft geen
invloed op het opgenomen materiaal.
• Een ingangsbron die in bepaalde ingangsaansluitingen wordt
ingevoerd, wordt niet uitgevoerd uit de bijbehorende
uitgangsaansluitingen (bijv. het signaal dat via VCR IN wordt
ingevoerd, wordt niet uitgevoerd via VCR OUT).
• Als u een videobron weergeeft die gebruikmaakt van vervormde
of gecodeerde signalen om te voorkomen dat ze worden
gekopieerd, kan het beeld zelf gestoord zijn door die signalen.
13