+ 12 V
0 V
De terminal nr. 4-ingang die moet worden aangesloten op de
AAN/UIT-uitgang van de centrale. Wanneer het niveau HOOG
(12 VDC) langer dan een seconde aanhoudt, is er gedurende 2
seconden een systeem AAN-transmissie. Dit wordt aangeduid
met de letter "A" op een display en vier flitsen van de
AS620RF flitser en LED1 knippert gedurende de hoge conditie.
Wanneer deze langer dan een seconde terugkeert naar het
niveau LAAG, is er gedurende 2 seconden een systeem UIT-
transmissie, en de AS620RF flitser werkt voor ongeveer 10
sec.
ALARM-ingangen: Terminal nr. 5 of nr. 6
T5:
Alarmingang van de centrale-uitgang
+ 12 V
0 V
De terminal nr. 5-ingang die moet worden aangesloten op de
alarmuitgang van de centrale. Wanneer het niveau LAAG
(GND) langer dan een seconde aanhoudt, is er gedurende 2
seconden een alarmtransmissie voor de sirene. Wanneer deze
terugkeert naar het niveau HOOG, is er een 2 seconden lange
transmissie waarmee de draadloze sirene wordt uitgezet.
T6:
Alarmingang van de centrale-uitgang
+ 12 V
0 V
De terminal nr. 6-ingang die moet worden aangesloten op de
alarmuitgang van de centrale. Wanneer het niveau HOOG (12
VDC) langer dan een seconde aanhoudt, is er gedurende 2
seconden een alarmtransmissie voor de sirene. Wanneer deze
terugkeert naar het niveau LAAG, is er een 2 seconden lange
transmissie waarmee de draadloze sirene wordt uitgezet.
Sabotage-uitgang: Terminal nr. 7 en nr. 8
Deze relaisuitgang (met normaal gesloten contactpunten)
verzamelt alle sabotage-indicaties van de sirenes in het
geheugen. Wanneer een sabotagetransmissie wordt
ontvangen van een van de sirenes, gaat de uitgang gedurende
2 seconden open. De display en de sabotage-LED DL1 geven
de gebeurtenis weer en plaatsen deze in het geheugen. Deze
conditie blijft zich voordoen totdat de centrale de volgende keer
wordt gestart.
Supervisie: Terminal nr.9
Deze open-collectoruitgang verzamelt ontbrekende
supervisiesignalen van alle sirenes in het geheugen. Indien er
binnen 3 uur geen supervisiesignaal wordt ontvangen van de
sirenes in het geheugen, schakelt de uitgang over naar het
lage niveau. De display en de supervisie-LED DL2 geven de
gebeurtenis weer en plaatsen deze in het geheugen. Deze
conditie blijft zich voordoen totdat de probleem is opgelost.
22
Arm
Disarm
Alarm
Reset
Alarm
Reset
BATTERIJFOUT-uitgang: Terminal nr. 10
Deze open-collectoruitgang verzamelt
batterijfoutgebeurtenissen van alle sirenes in het geheugen.
Wanneer een batterijfouttransmissie wordt ontvangen van een
van de sirenes in het geheugen, schakelt de uitgang over naar
het lage niveau. De display en de batterijfout-LED DL3 geven
de gebeurtenis weer en plaatsen deze in het geheugen. Deze
conditie blijft zich voordoen totdat de lege batterijen van de
sirene zijn vervangen.
Overige elementen op de verzend-
/ontvangstmodule (AS620RF-TR)
Zie Afbeelding 4.
P1-knop
Gebruik deze knop om voortdurend een radiosignaal uit te
zenden dat in het geheugen van de externe sirenes wordt
geplaatst. In deze fase wordt de letter "t" knipperend
weergegeven op de display. Hiermee wordt tijdens het
programmeren een sirenecode geannuleerd. Tijdens het
opstarten voor de eerste keer wordt een nieuwe 16-bits code
gegenereerd. In deze fase worden voortdurend draaiende
horizontale streepjes weergegeven.
P2-knop
Gebruik deze knop voor het programmeren en selecteren van
de 8 zones die in het geheugen moeten worden opgenomen. U
kunt hiermee de programmering ook verlaten.
Jumper JP1
Met jumper JP1 kunt u LED DL4 negeren in het geval van
ontbrekende supervisie. Onafhankelijk van de status van JP1,
zal LED DL2 de ontbrekende supervisie-gebeurtenissen blijven
controleren.
JP1 AAN (gesloten) = LED DL4 ingeschakeld
JP1 UIT (open) = LED DL4 negeren
Het systeem instellen
De AS620RF draadloze sirene
1.
Open de flitserkap (zie afbeelding 1).
2.
Maak de schroeven los en verwijder de plastic kap.
3.
Stel de DIP-switches in op de gewenste configuratie. Zie
het gedeelte "DIP-switches in de draadloze sirene".
4.
Sluit de batterijen aan door de stekker in de J2-aansluiting
te steken.
5.
Voer alvorens u de installatie uitvoert eerst de
leerprocedure uit: zie de sectie "Codes in het geheugen
opslaan".
6.
Controleer de werking van de sirene en installeer de
sirene aan de wand.
Indien de microprocessor niet correct is geïnitialiseerd, omdat
bijvoorbeeld de batterijen verkeerd zijn geplaatst, is het niet
mogelijk om de codes in het geheugen op te slaan. Verwijder
in dat geval de batterijen en plaats ze op de juiste manier
terug, zodat ze goed contact maken.
P/N 1070210 • REV C • ISS 15DEC20