6.1 Netaansluiting
•
Lange leidingen en verlengkabels, kabel-
trommels enz. leiden tot spanningsverlies en
kunnen het starten van de motor verhinderen.
•
Bij lage temperaturen onder +5°C start de
motor eventueel moeilijk als gevolg van stro-
efheid.
6.2 Aan/Uit-schakelaar (afb. 1)
Breng de Aan/Uit-schakelaar (8) in stand 1 om
het apparaat aan te zetten.
Om het apparaat uit te schakelen brengt u de
Aan/Uit-schakelaar (8) in stand 0.
6.3 Drukinstelling (afb. 1)
•
Met de drukregelaar (7) kan de druk aan de
manometer (6) worden ingesteld.
•
De ingestelde druk kan aan de snelkoppeling
(5) worden afgelezen.
6.4 Instelling van de drukschakelaar
De drukschakelaar is in de fabriek ingesteld.
Inschakeldruk ca. 6 bar
Uitschakeldruk ca. 8 bar
7. Vervanging van de
netaansluitleiding
Gevaar!
Als de netaansluitleiding van dit apparaat be-
schadigd wordt, dan moet hij door de fabrikant
of diens klantendienst of door een gelijkwaardig
gekwalifi ceerde persoon vervangen worden, om
gevaren te vermijden.
8. Reiniging, onderhoud en
bestellen van wisselstukken
Gevaar!
Trek vóór alle schoonmaak- en onderhouds-
werkzaamheid de netstekker uit het stopcon-
tact.
Waarschuwing!
Wacht tot de compressor helemaal is afgeko-
eld! Gevaar om brandwonden op te lopen!
Waarschuwing!
Vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerk-
zaamheden dient de ketel drukloos te worden
gemaakt.
Anl_TC_AC_190_6_8_OF_SPK13.indb 66
Anl_TC_AC_190_6_8_OF_SPK13.indb 66
NL
Gevaar!
Zet het apparaat na gebruik altijd uit en trek
de netstekker uit het stopcontact.
8.1 Reiniging
•
Hou de veiligheidsinrichtingen zo veel mo-
gelijk vrij van stof en vuil. Wrijf het apparaat
met een schone doek af of blaas het met per-
slucht bij lage druk schoon.
•
Het is aan te bevelen het apparaat direct na
elk gebruik schoon te maken.
•
Maak het apparaat regelmatig met een
vochtige doek en wat zachte zeep schoon.
Gebruik geen reinigings- of oplosmiddelen;
die zouden de kunststofcomponenten van het
apparaat kunnen aantasten. Zorg ervoor dat
geen water binnen in het apparaat terecht-
komt.
•
Slang en spuitgereedschap moeten vóór de
schoonmaakbeurt van de compressor wor-
den gescheiden. De compressor mag niet
met water, oplosmiddelen of iets dergelijks
schoon worden gemaakt.
8.2 Condenswater (afb. 1)
Aanwijzing! Voor een duurzame bestendigheid
van het drukvat (2) moet het condenswater na elk
gebruik worden afgelaten door de aftapplug (11)
open te draaien.
Controleer het drukvat vóór elk gebruik op roest
en beschadigingen. De compressor mag niet met
een beschadigd of roestig drukvat worden inge-
zet. Indien u beschadigingen vaststelt, gelieve u
dan tot een werkplaats van de klantendienst te
wenden.
8.3 Veiligheidsklep (10)
De veiligheidsklep is afgesteld op de maximaal
toegestane druk van het drukvat. Het is niet to-
elaatbaar de veiligheidsklep te verstellen of de
verzegeling ervan te verwijderen. Om te verze-
keren dat de veiligheidsklep, indien nodig, naar
behoren werkt, dient u de klep van tijd tot tijd in
werking te stellen. Open daarvoor de schroefkap
van het ventiel, terwijl de ketel onder druk staat.
Nadat u de schroefkap helemaal heeft geopend,
moet u eraan trekken en ontsnapt er lucht aan het
ventiel. Schroef de kap daarna weer volledig vast.
8.4 Opbergen
Waarschuwing!
Trek de netstekker uit het stopcontact, ontlucht
het apparaat en alle aangesloten pneumatische
gereedschappen. Berg de compressor op zodat
hij niet door onbevoegden in werking kan worden
- 66 -
21.06.2022 12:06:01
21.06.2022 12:06:01