Table des Matières
Publicité
5.5 Contrôle de fonctionnement du clapet
de retenue
- Raccorder l'appareil de mesure selon le point 4.3
- Ouvrir les vannes de contrôle A et B et purger les
conduites de mesures par le biais des vannes de
décharge placées sur les tuyaux de contrôle.
Fermer ensuite les vannes de décharges, laisser les
vannes de contrôle A et B ouvertes.
5.5 Functiecontrole ingangs-terugslagklep
- meetapparaat conform 4.3 aansluiten
- Controleklep A en B openen en via de op de
controleslangen aanwezige overdrukventielen de
meetleidingen ontluchten. Daarna overdrukventielen
sluiten, controleventiel A en B geopend laten.
- Fermer la vanne d'arrêt en amont et en aval
- Laisser s'échapper lentement la pression de la zone de
pression en aval au moyen de la vanne de décharge sur
le tuyau de contrôle (vanne de contrôle A) et
observer l'affichage de la pression différentielle et la
vanne de purge. La vanne de purge doit répondre avant
que l'afficheur atteigne la valeur de 140 mbars (lors
de l'activation de la vanne, la pression différentielle
augmente tout d'abord légèrement
puis retombe à nouveau)!
- Fermer la vanne de purge La vanne de purge
doit être refermée hermétiquement.
- Afsluitklep voor en na het instrument sluiten
- Via het overdrukventiel op de controleslang
(controleventiel B) de druk van de middeldrukzone
langzaam lozen en daarbij de verschildrukweergave in
het oog houden. De uitlaatklep moet reageren voordat
de weergave de waarde 140 mbar bereikt (bij
reageren van de klep stijgt de verschildruk eerst
licht en daalt dan weer)!
- Ontluchtingsklep sluiten. De uitlaatklep moet
weer gesloten zijn.
- 7 -
+ ‐
A
B
C
+ ‐
B
A
C
Publicité
Table des Matières
