NL
batterij voorzichtig op zijn plaats vast. Vervang de achterkant van
het apparaat.
De uitsparing aan de bovenste twee zijden van de batterijhouder
kan worden gebruikt om de batterij te verwijderen als u deze wilt
verwijderen.
3.4 De batterij verwijderen
Schakel eerst het toestel uit om de batterij te verwijderen.
Verwijder vervolgens de klep en haal de batterij bij zijn bovenkant
vasthoudend eruit.
Opmerking: Als u de batterij verwijdert kunnen de bewaarde
instellingen op het toestel en op de SIM-kaart verloren gaan.
Verwijder de batterij uitsluitend dan wanneer het toestel
uitgeschakeld is. Het kan foute werking veroorzaken als u de
batterij eruit haalt wanneer het toestel ingeschakeld is.
3.5 De batterij opladen
Sluit de oplader op het apparaat aan en steek het andere uiteinde
in de aansluiting. Het knipperen van het batterijpictogram geeft
aan dat er wordt opgeladen. Wanneer de flitser vervaagt, is het
opladen voltooid.
Tijdens het opladen kunnen de batterij en oplader warm worden.
De bedrijfstemperatuur van de oplader ligt tussen 0 ° C en 50 ° C.
Gebruik niet als de temperatuur buiten dit bereik valt.
Gebruik om veiligheidsredenen alleen de door de fabrikant
goedgekeurde oplader. Het gebruik van een onjuiste oplader kan
een garantie opleveren.
3.6 Beveiligingscodes
- PIN-code
De PIN-code beschermt de SIM-kaart tegen onbevoegde
gebruikers. De PIN-code wordt samen met de SIM-kaart door de
5