Veiligheidsinstructies
De draaiende onderdelen
kunnen letsel veroorzaken.
■
Schakel het apparaat altijd uit
als het niet wordt gebruikt,
bijv. bij het veranderen van
werkgedeelte, bij onderhous-
en verzorgingswerkzaamhe-
den.
■
Schakel het apparaat bij een
ongeval onmiddellijk uit om
verder letsel en materiële
schade te voorkomen.
■
Gebruik het apparaat nooit
met versleten of defecte on-
derdelen. Versleten of defecte
onderdelen kunnen ernstig
letsel veroorzaken.
■
Bewaar het apparaat buiten
het bereik van kinderen.
■
Schakel het apparaat uit voor-
dat er over een grindpad
wordt gelopen.
■
Leg het ingeschakelde appa-
raat niet op grind.
3.1.3 Veiligheid van het
apparaat
■
Gebruik het apparaat alleen
onder de volgende voorwaar-
den:
■
Het apparaat is niet ver-
vuild, met name niet met
benzine en olie.
■
Het apparaat vertoont geen
beschadigingen, met name
niet aan beschermroosters.
442490_a
■
Alle bedieningselementen
werken.
■
Alle voor de betreffende
werkzaamheden bedoelde
accessoires zijn op het ap-
paraat gemonteerd.
■
Overbelast het apparaat niet.
Het is voor lichte particuliere
werkzaamheden bedoeld.
Overbelasting leidt tot be-
schadiging van het apparaat.
■
Zuig geen takken, stukken
glas, scherpe voorwerpen,
metalen stukken, stenen of
iets dergelijks op. Die bescha-
digen het hakmes en de rotor.
■
Blokkeer tijdens het gebruik
nooit de aanzuig- en ventila-
tierooster, om het oververhit
raken van de motor te voorko-
men.
■
Schakel het apparaat onmid-
dellijk uit, wanneer de motor
abnormaal en hevig begint te
trillen. Dit betekent dat zich in
het apparaat een storing voor-
doet.
■
Gebruik het apparaat nooit
met versleten of defecte on-
derdelen. Vervang defecte on-
derdelen altijd door originele
reserve-onderdelen van de fa-
brikant. Wanneer het appa-
raat met versleten of defecte
onderdelen wordt gebruikt,
kan tegenover de fabrikant
53