Télécharger Imprimer la page

YSEBAERT Connecta-P Instructions D'installation Et D'entretien page 5

Boîtes de dérivation

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

2.24
Klemmenkasten ontwikkeld voor een omgevingstemperatuur t.e.m. +40°C, worden
gemarkeerd met temperatuurklasse T6 voor Gas en T85°C voor Stof.
Klemmenkasten ontwikkeld voor een omgevingstemperatuur van +41°C tot +55°C, worden
gemarkeerd met temperatuurklasse T5 voor Gas en T110°C voor Stof.
Klemmenkasten ontwikkeld voor een omgevingstemperatuur van +56°C en hoger, worden
gemarkeerd met temperatuurklasse T4 voor Gas en T135°C voor Stof.
2.25
Het is niet toegelaten zelf gaten/boringen (met of zonder schroefdraad) aan te brengen in de
behuizing.
2.26
De nationale installatievoorschriften m.b.t. elektrische installatie in ruimte met gas- en
stofontploffing gevaar dienen in acht te worden genomen (in België is dit het AREI).
2.27
Het inwendige van het apparaat dient altijd schoon en droog te blijven.
2.28
Reparaties mogen alleen worden uitgevoerd met originele onderdelen.
2.29
Voor meer gedetailleerde informatie over het apparaat, raadpleeg de laatste uitgave van de
documentatie of raadpleeg YSEBAERT.
2.30
Alvorens de eerste inbedrijfstelling mag geschieden, dient te worden vastgesteld dat geen
vreemde artikelen zich nog in het apparaat bevinden (b.v. instructiebladen e.d.).
2.31
Deze instructies moeten bewaard worden op een veilige plaats voor latere raadpleging.
3.
Specifieke instructies voor apparaten bestemd voor omgevingen met gasexplosiegevaar
per beschermingswijze :
3.1
Verhoogde veiligheid "e" EN 60079-7
3.1.1
Pakkingen en dichtingen mogen niet beschadigd zijn.
3.1.2
Niet benutte schroefdraden en/of kabelwartels dienen te worden afgedicht m.b.v. Exe
blindpluggen met ATEX certificaat (volgens laatste editie van de normen) en met respect
voor de categorie, gasgroep, temperatuurklasse en omgevingstemperatuur van het apparaat.
3.1.3
Indien gemonteerde kabelwartels worden uitgewisseld, dient u erop toe te zien dat Exe
gecertificeerde kabelwartels worden gebruikt met ATEX certificaat (volgens laatste editie van
de normen) en met respect voor de categorie, gasgroep, temperatuurklasse en
omgevingstemperatuur van het apparaat.
3.1.4
De secties van geleiders en klemmen moeten overeenstemmen.
3.1.5
In klemmenkasten wordt de meeste warmte niet veroorzaakt door de klemmen maar door
de stroom die loopt door de geleiders. In het geval dat de gebruiker een kleinere sectie
aansluit dan deze van de klem moet bijgevolg een lagere stroomwaarde in rekening gebracht
en gemarkeerd worden. Een nieuwe beoordeling door YSEBAERT is vereist.
Er kan hier een onderscheid gemaakt worden tussen 2 soorten van klemmenkasten
naargelang de toepassing: enerzijds instrumentatie (4-20mA, analoge signalen, IS, ...) en
anderzijds vermogen. In het eerste geval heeft het aansluiten van een kleinere
draad/kabelsectie geen negatieve gevolgen naar warmteontwikkeling toe. Bovenstaande
beperking is dus enkel van toepassingen op vermogen-klemmenkasten.
3.1.6
Slechts 1 geleider per klem is toegelaten, tenzij anders vermeld.
3.1.7
De opgegeven tussenafstanden en kruipwegen moeten gerespecteerd worden
3.1.8
De reële waarden van de spanning en stroom mogen deze van het typeplaatje niet
overschrijden.
3.1.9
Niet gebruikte aders worden op een klem of aan de aarde aangesloten.
3.1.10 Het geheel is correct geaard.
3.1.11 De aderaansluiting dient met zeer grote zorgvuldigheid te geschieden. De aderisolatie dient
tot aan de klem te reiken. De aderkern zelf mag niet beschadigd of ingekerfd zijn.
3.1.12 Alle schroeven en moeren van aansluitklemmen en aardrails, ook de niet benutte, dienen
vast te worden aangedraaid.
3.1.13 Bij gesloten kast moet minimum IP66 gegarandeerd zijn.
5

Publicité

loading