Trotec TTK 100S Manuel D'utilisation page 66

In gebruik nemen
Opmerking m.b.t. het gebruik
• Open de bovenste luchtuitlaatklep (1). Anders
wordt de oververhittingsbeveiliging geactiveerd en
het apparaat uitgeschakeld.
• Sluit na het uitschakelen van het apparaat alle
geopende luchtuitlaten en kleppen.
Apparaat inschakelen
1. Controleer of het condensreservoir leeg is en
goed is geplaatst. Anders werkt het apparaat niet!
2. Steek de netstekker in een volgens de voorschrif-
ten gezekerd stopcontact.
3. Open de bovenste luchtuitlaatklep (1).
4. Controleer of het controlelampje van het
condensreservoir (9) uit is.
5. Draai bij de eerste keer gebruiken van het appa-
raat de draaischakelaar (11) rechtsom naar "Con-
tinubedrijf" (13).
6. Controleer of het controlelampje bedrijf (10)
groen brandt.
7. Laat het apparaat dan één uur werken in
"Continubedrijf" (13).
8. Regel de bedrijfsmodus van het apparaat, door de
draaischakelaar (11) in en stand tussen
"Apparaat
"Continubedrijf" (13) te zetten.
9. Draai voor het handhaven van de actuele lucht-
vochtigheid in de ruimte de draaischakelaar (11)
langzaam linksom, tot de compressor uitschakelt.
Bedrijfsmodus "Normaal bedrijf"
De ingebouwde hygrostaat schakelt het apparaat
afhankelijk ven de luchtvochtigheidswaarde in, resp.
uit.
E - 7
uitgeschakeld" (14)
Bedieningshandleiding – Luchtontvochtiger TTK 100 S
Bedrijfsmodus "Continubedrijf"
Het apparaat ontvochtigt de lucht continu en onafhan-
kelijk van de vochtigheidsgraad.
Bedrijfsmodus "Ontdooi-automaat"
Het in de ruimtelucht opgenomen vocht condenseert
bij afkoeling en zorgt, afhankelijk van de luchttempe-
ratuur en de relatieve vochtigheid, de verdamperla-
mellen met een laagje ijs. De ontdooi-automaat
schakelt indien nodig de ontdooicyclus in. Tijdens de
ontdooifase wordt het ontvochtigen kort onderbroken
en brandt het controlelampje ontdooien (8) geel. De
ontdooi-automaat wordt tijdens normaal bedrijf auto-
matisch geactiveerd.
Instellen van de uitblaasrichting
A.
B.
en
1. Zorg dat de lucht ongehinderd kan worden uitge-
blazen.
2. Zorg dat de luchtstroom niet direct op gevoelige
objecten (bijv. planten) is gericht.
3. Open de bovenste luchtuitlaatklep (1) volledig om
de maximale ontvochtigingscapaciteit te berei-
ken.
NL