6
FOUTOPSPORING
6
FOUTOPSPORING
6.1
ALGEMEEN ______________________________________________________________
In onderstaande foutopsporingstabel zijn fundamentele problemen vermeld die zich tijdens de start-up en werking/
bediening kunnen voordoen.
Symptomen
Motor start niet.
Motor start moeilijk
of loopt slecht.
Motor stopt.
Oververhitting van
de motor.
Accu verliest
spanning.
Acculampje brandt.
Kooien maaien
ongelijkmatig.
NL-28
Mogelijke oorzaken
1.
Parkeerrem losgezet of kracht-
afneemschakelaar in de AAN-
stand.
2.
Time-out gloeibougie niet
verstreken.
3.
Lage accuspanning of defecte
accu.
4.
Brandstoftank leeg of vuil.
5.
Smeltveiligheid doorgeslagen.
6.
Relais defect.
7.
Tractiepedaal niet in
neutraalstand.
8.
Neutraalschakelaar op pomp
werkt niet.
9.
Sensorische rijschakelaar op
pomp werk niet.
1.
Laag brandstofniveau, brand-
stof of brandstoffilter vervuild.
2.
Vuil luchtfilter.
3.
Injectors, brandstofpomp.
4.
Motorprobleem.
1.
Brandstoftank leeg.
2.
Vergrendelsysteem niet
geactiveerd vóór het verlaten
van de bestuurdersplaats.
1.
Laag koelvloeistofniveau.
2.
Luchtinlaat belemmerd.
3.
Waterpompriem gebroken of
los.
1.
Losse of gecorrodeerde
accuklemmen.
2.
Lage elektrolyt.
3.
Wisselstroomdynamoriem los
of gebroken.
4.
Laadsysteem defect.
1.
Maaihoogten niet gelijkmatig
afgesteld.
2.
Motortoerental te laag.
3.
Maaisnelheid niet aangepast
aan grasconditie.
4.
Luchtdruk in zwenkwiel-
banden niet juist afgesteld.
Actie
1.
Controleer back-up systeem van de bestuurder en de
opstartprocedure.
2.
Stel de contactschakelaar terug en laat de time-out
van de gloeibougie verstrijken voordat de motor
wordt aangeslingerd.
3.
Inspecteer de conditie van de accu en de
accuverbindingen.
4.
Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstof-
filter. Ontlucht de brandstofleidingen.
5.
Vervang de smeltveiligheid.
6.
Relais testen en vervangen.
7.
Controleer pedaalstand. Verbinding bijstellen.
8.
Schakelaar testen, afstellen of vervangen.
9.
Schakelaar testen, afstellen of vervangen.
1.
Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstoffil-
ter. Ontlucht de brandstofleidingen.
2.
Inspecteer en vervang het luchtfilter.
3.
Raadpleeg de motorhandleiding.
4.
Raadpleeg de motorhandleiding.
1.
Vullen met verse brandstof en brandstofleidingen
ontluchten.
2.
Trek de parkeerrem aan en zet de maaischakelaar in
de UIT-stand.
1.
Inspecteren en koelmiddel bijvullen.
2.
Luchtinlaat radiateur schoonmaken.
3.
Riem aanspannen of vervangen. Zie Motorhan-
dleiding.
1.
Klemmen inspecteren en schoonmaken.
2.
Bijvullen tot juist niveau.
3.
Riem aanspannen of vervangen.Zie Motorhan-
dleiding.
4.
Raadpleeg motorhandleiding.
1.
Controleer of de dekken horizontaal en op gelijke
hoogte zijn. Maaihoogte controleren en bijstellen.
2.
Controleer het motortoerental met de gashendel in
de 'snelle' stand.
3.
Pas de maaisnelheid aan om de beste knipkwaliteit
te bereiken.
4.
Controleer de banden en zorg voor de juiste
spanning.