11. Sproeimiddel aanmaken,
sproeimiddelreservoir vullen
Wanneer u met het sproeimiddel omgaat, dient u
absoluut rekening te houden met de
veiligheidsvoorschriften in deze
gebruiksaanwijzing (meer bepaald met paragraaf
4.6) en de instructies van de fabrikant van het
sproeimiddel.
Hoeveelheid sproeimiddel:
Maak het sproeimiddel aan volgens de voorschrif-
ten van de fabrikant. De hoeveelheid is afhankelijk
van de effectieve behoefte.
Sproeimiddel aanmaken:
Sproeimiddel enkel in open lucht aanmaken, nooit
in woonruimten, stallingen of opslagruimten voor
levensmiddelen en voeder. Meng het sproeimiddel
nooit rechtstreeks in het sproeimiddelreservoir.
Poedervormige sproeimiddel:
Maak het sproeimiddel aan in een afzonderlijk
reservoir, niet in het sproeimiddelreservoir!
Meng goed voor – giet het mengsel pas daarna
via de vulzeef in het sproeimiddelreservoir.
Vloeibare sproeimiddel:
Vul het sproeimiddelreservoir voor 1/4 met
zuiver water.
Meng het sproeimiddel in een afzonderlijk
reservoir met zuiver water volgens de
instructies van de fabrikant van het
sproeimiddel.
Giet het voorgemengde sproeimiddel in het
sproeimiddelreservoir.
Voeg volgens de instructies van de fabrikant
van het sproeimiddel voldoende zuiver water
toe.
Bij gebruik van sproeimiddelen die aangemaakt
zijn op basis van plantaardige preparaten, dient u
er op te letten dat de vloeistof voor het vullen goed
wordt voorgefilterd.
Om het apparaat te vullen, moet steeds de in de
tankopening aangebrachte zeeftrechter worden
gebruikt. De vulprocedure moet voor de volledige
duur worden bewaakt.
De maasbreedte van de zeeftrechter bedraagt
0,55 mm. Gebruik bij vervanging enkel de originele
zeeftrechter bestelnr. 13279 met de
voorgeschreven maasbreedte.
Een directe verbinding tussen de vulslang en de
inhoud van het reservoir moet worden vermeden.
Aan de zijkant van het sproeimiddelreservoir zijn
markeringen voor het vulvolume aangebracht.
Sproeimiddel mag niet voorbij de bovenste marke-
Sproeimiddel aanmaken, sproeimiddelreservoir vullen
ring (max. capaciteit) in het reservoir worden
gegoten.
Voorkom dat het sproeimiddelreservoir overloopt,
dat openbare waterlopen, regen- en riolerings-
kanalen verontreinigd raken.
Veeg gemorst sproeimiddel onmiddellijk weg.
OPGELET:
Giet nooit verschillende sproeimiddelen in
het sproeimiddelreservoir. Als u van sproeimiddel
verandert, dient u het sproeimiddelreservoir en alle
onderdelen die met het sproeimiddel in aanraking
zijn gekomen, grondig te reinigen en met veel
zuiver water te spoelen.
Nooit agressieve, zuur- en oplosmiddelhoudende
reinigingsmiddelen (b.v. benzine) gebruiken.
Identificatie van de
reservoirinhoud:
Breng de sticker voor de
reservoirinhoud herbicide,
fungicide of insecticide
aan op het reservoir.
De omschrijving van het
gebruikte sproeimiddel
moet aan het apparaat
worden aangebracht en
moet bij elke wissel van
sproeimiddel worden
geactualiseerd.
NEDERLANDS 9