•
Zorg ervoor dat u op hellingen altijd stevig staat. Maai op een helling in
dwarsrichting, nooit naar boven of naar beneden. Wees bijzonder voorzichtig als u
op een helling van rijrichting verandert.
•
Maai niet op al te steile hellingen! Het maaien op hellingen brengt extra gevaren
met zich mee. Uw grasmaaier is zo krachtig, dat hij nog kan maaien op hellingen
die tot 46% (25° helling) aflopen. Om veiligheidsredenen raden wij u echter
dringend aan om dit theoretische potentieel niet te volle te benutten. Zorg altijd
voor een stabiele stand. In principe mogen met de hand geleide grasmaaiers bij
hellingen steiler dan 26% (15° helling) niet worden ingezet. Het gevaar dreigt dat
de stabiliteit verloren gaat.
•
Wees bijzonder voorzichtig als u de machine omkeert of deze naar u toe
trekt.
•
Bij achterwaartse bewegingen met de machine kunt u struikelen. Vermijd
achteruitlopen. Vermijd abnormale lichaamshoudingen. Zorg ervoor dat u stevig
staat en niet uw evenwicht verliest.
•
Houd de door de lengte van de stuurboom bepaalde veilige afstand aan.
•
Om een afglijden van het toestel tijdens het dragen te verhinderen, dient u
het toestel steeds vast te nemen met de daarvoor voorziene grijpinrichtingen
(draaggreep, behuizing, duwstangeinden of onderste gedeelte van de duwstang).
Niet vastnemen aan de uitwerpklep!
•
Neem voor het optillen of dragen het gewicht van de machine in acht (zie
technische gegevens). Het optillen van grote gewichten kan leiden tot problemen
met de gezondheid.
•
Til de machine nooit op en draag deze nooit met draaiende motor.
•
Gebruik de machine nooit met beschadigde of ontbrekende veiligheids- en
bescherminrichtingen.
Ontbrekende of beschadigde veiligheids- en bescherminrichtingen brengen uw
veiligheid en de veiligheid van andere personen in gevaar.
Veiligheidsinrichtingen zijn (zie hoofdstuk Beschrijving van de componenten):
–
Veiligheidsschakelbeugel motorstop (1)
De grasmaaier is uitgerust met een motorstop-inrichting.
In het lopende bedrijf en op een moment van gevaar wordt door de
beugel voor de motorstop los te laten de verbrandingsmotor afgezet.
De verbrandingsmotor en het mes moeten binnen 3 seconden tot
stilstand komen.
De beugel moet na het loslaten in elk geval weer in de in de
afbeelding „Beschrijving van de componenten" getoonde positie
terugspringen.
Als dit niet het geval is, dan moet dit onmiddellijk door een
geautoriseerde vakwerkplaats gecontroleerd worden.
Verwondingsgevaar!
Als de nalooptijd van het apparaat groter is, het apparaat niet meer
gebruiken en naar een geautoriseerde vakwerkplaats brengen.
Meten van de nalooptijd
Na het starten van de verbrandingsmotor draait het mes en is een
windgeluid hoorbaar.
De nalooptijd komt overeen met de duur van het windgeluid na het
afzetten van de verbrandingsmotor, en deze kan met een stopwatch
worden gemeten.
De functie van de veiligheidsschakelbeugel mag in geen geval buiten
werking worden gesteld.
Men moet controleren of de veiligheidsschakelbeugel werkt zoals
voorgeschreven. Als dat niet het geval is, moet hij door een erkend
vakbedrijf gerepareerd worden.
Bescherminrichtingen zijn (zie hoofdstuk Beschrijving van de componenten):
–
Behuizing, spatbescherming (12)
Deze beveiligingsvoorzieningen beschermen tegen letsel door
omhoog geslingerde voorwerpen.
Het apparaat mag niet met beschadigde behuizing c.q. zonder op de
voorgeschreven wijze bevestigde spatbescherming worden gebruikt.
–
Behuizing
Deze beveiligingsvoorziening beschermt tegen letsel door contact
met de roterende mesbalk.
Het apparaat mag niet met beschadigde behuizing worden gebruikt.
Erop letten dat handen en voeten niet onder de behuizing komen.
–
Afdekkingen van de riemaandrijving (
Deze beveiligingsvoorzieningen beschermen tegen letsel door
bewegende onderdelen.
Het apparaat mag niet met beschadigde c.q. zonder op de
voorgeschreven wijze bevestigde afdekkingen worden gebruikt.
), motorafdekkingen (
)
11
5
5
–
Veiligheidsrooster voor de uitlaat (
De motor/uitlaat wordt zeer heet. Het veiligheidsrooster beschermt
tegen verbrandingen.
Het toestel niet zonder veiligheidsrooster voor de uitlaat gebruiken.
De bescherminrichtingen mogen niet veranderd worden.
•
Wijzig de basisafstelling van de motor niet of jaag hem niet over zijn toeren.
•
Tijdens het startproces de aandrijving, indien voorhanden, niet inschakelen.
Let er bij het in bedrijf nemen op dat uw voeten op een veilige afstand van
het maaisysteem staan.
Bij het starten van de motor mag de machine niet omhoog worden
gekanteld, maar, indien vereist, door de duwboom omlaag te duwen
slechts zo schuin worden gezet, dat het maaimes in de van de gebruiker
afgewende richting wijst, maar niet verder dan absoluut noodzakelijk is.
Voordat het apparaat weer op de grond staat, moeten beide handen zich
aan het bovenste deel van de duwboom bevinden.
Start de motor niet, als er personen of dieren voor de maaier staan.
Bij apparaten met zijdelingse uitwerp mag u de motor niet starten, als u
voor het uitwerpkanaal staat of als er zich personen of dieren in het
uitwerpbereik bevinden.
Houd handen en voeten altijd uit de buurt van draaiende onderdelen. Zorg
ervoor dat handen en voeten niet onder de behuizing komen. Houd u altijd
verwijderd van de uitwerpopening.
Zet de motor af door de beugel voor de motorstop los te laten, trek de
bougie eraf, en vergewis u ervan dat alle bewogen delen volkomen
stilstaan en de contactsleutel, indien voorhanden, is uitgetrokken,
–
als de machine wordt verlaten;
–
voordat u de machine controleert, reinigt of werkzaamheden eraan
uitvoert;
–
voordat u blokkeringen losmaakt of verstoppingen in het
uitwerpkanaal elimineert;
–
als er een vreemd voorwerp werd geraakt;
–
als de machine ongewoon begint te trillen.
•
Wanneer er een vreemd voorwerp werd getroffen en als de machine
blokkeert, bijv. als u tegen een hard voorwerp rijdt, moet u een vakhandelaar laten
controleren of er onderdelen van de machine beschadigd of vervormd zijn. Ook de
mogelijk noodzakelijke reparaties steeds door een geautoriseerde vakwerkplaats
laten uitvoeren.
•
Als de machine ongewoon sterk begint te trillen of abnormale geluiden begint te
maken, dan is een onmiddellijke controle door een geautoriseerde vakwerkplaats
vereist.
Hoge trillingen op uw handen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. Wend u
als er sterke trillingen optreden meteen tot een geautoriseerde vakwerkplaats.
•
WAARSCHUWING
De in deze bedieningshandleiding vermelde geluids- en trillingsniveaus zijn de
maximum waarden voor de inzet van het apparaat.
De inzet van een snij-element in onbalans, overmatige bewegingssnelheid of
gebrekkig onderhoud zijn van aanzienlijke invloed op geluidsemissie en trillingen.
Daarom is het noodzakelijk om voorzorgsmaatregelen te treffen, zodat eventuele
schade als gevolg van hoge geluidsniveaus en belasting door trilling wordt
vermeden.
Onderhoud het apparaat goed, draag een gehoorbescherming, en neem pauzes
tijdens het werk.
De in deze bedieningshandleiding opgesomde onderhoudswerkzaamheden
uitvoeren en het apparaat regelmatig door een geautoriseerde werkplaats laten
controleren en onderhouden.
Zet de motor af door de beugel voor de motorstop los te laten, en
vergewis u ervan dat alle bewogen delen volkomen stilstaan en de
contactsleutel, indien voorhanden, is uitgetrokken,
–
als u de maaier moet optillen of kantelen, bijv. voor het transport;
–
als u de machine naar het maaivlak toe en weer weg transporteert;
–
bij het rijden buiten het gazon;
–
als u de machine korte tijd verlaat;
–
als u de snijhoogte wilt verstellen;
–
voordat u bijtankt. Alleen bijtanken bij koude motor!
•
Indien de motor een benzinekraan bezit, dient deze na het maaien dicht te
worden gedraaid.
)
10