PLAATSEN EN AANSLUITEN
A, B
Het plaatsen van het apparaat
Plaats het apparaat altijd boven het waterop‐
pervlak. Daarmee voorkomt u mogelijk terug‐
stromen van het water naar de pomp.
Gebruik voor de bevestiging de bevestigings‐
ogen.
Installeer de netvoedingskabel zodanig, dat er
een druppellus wordt gevormd.
Waarborg bij het opstellen van het apparaat, dat
het apparaat
zich buiten het aquarium bevindt.
niet op of boven het aquarium is geplaatst.
niet in het water kan vallen of terecht kan ko‐
men.
Schade door verkeerde plaatsing valt niet onder
de garantie of aansprakelijkheid.
Apparaat aansluiten
Luchtpijp beschut aanleggen, daarbij de pijp
zoveel mogelijk kort houden
Beluchtingssteen met luchtpijp verbinden en
in de vijver plaatsen.
Vrije einden van luchtpijp op de uitblaasope‐
ning aan apparaat steken.
INBEDRIJFSTELLING
O P M E R K I N G
Nooit een luchtaansluiting zonder aange‐
sloten slang en luchtuitstromer inschake‐
len.
Inschakelen: Apparaat aansluiten op het elektri‐
citeitsnet. Het apparaat schakelt zichzelf onmid‐
dellijk in, als de elektrische aansluiting tot stand
is gebracht.
Uitschakelen: Koppel het apparaat van het elek‐
triciteitsnet af.
Luchthoeveelheid en sproeibeeld instellen
C
Luchtcapaciteit: Bedien de bij de luchtaanslui‐
ting behorende regelaar.
Sproeibeeld: Luchtuitstromer uit het water ne‐
men en het sproeibeeld met behulp van een
munt op de luchtuitstromer instellen. Houd u
aan de veiligheidsvoorschriften!
SLIJTAGEDELEN
De volgende componenten zijn slijtageonderde‐
len en vallen niet onder de garantie:
Luchtuitstromer, filtervilt, membraan
‐ NL ‐
23