350-20053
een beduidende energiebesparing.
Kanaal 1: Als de sensor manueel geactiveerd wordt, schakelt de verlichting
automatisch aan/uit, afhankelijk van de vooringestelde lux-waarde in
verhouding tot het gemeten lichtniveau.
Kanaal 2: De verlichting wordt manueel aan- en uitgeschakeld. Kanaal 2
wordt ook uitgeschakeld als de uitschakeltijd verstreken is.
3.4. Detectiezone
Bewegingssensor 350-20053 is ontworpen voor montage op plafonds. Als hij
gemonteerd is op een hoogte van 2,5m, registreert de sensor activiteit tot een
diameter van 20m en bewegingen binnen een zone van 360°. Deze detector
heeft een lensgebied met een diameter van 5m en meer dan 618 velden,
dat een optimale waarneming van zelfs de kleinste bewegingen garandeert.
Monteer de 350-20053 op het plafond op een hoogte van 2,5m tot 3,0m.
Bevestig hem boven het bureau, ongeveer op 1m afstand van de zitplaats.
De sensor heeft een optiek met 2 detectiezones: één voor kleine afstanden
(A + B) om kleine bewegingen te registreren en één voor grotere afstanden
(C + D) om lichaamsbewegingen te registreren. Deze combinatie garandeert
een uitstekende lichtregeling en een optimale energiebesparing (fig. 5).
Als de detectiezone te groot is, kan u deze beperken door de bijgeleverde
afdekking te monteren. Op die manier kan de max. reikwijdte van Ø20m
verminderd worden tot Ø12m, Ø5m of Ø3m. De hoek van 360° kan
verminderd worden in stappen van 45° (fig. 6).
4. INSTELLINGEN
(fig.7)
De 350-20053 is voorzien van twee 'testmodus'-functies: één voor een
lux-test en één voor een PIR-test.
4.1 Lux TEST-modus: de hoeveelheid daglicht meten
Zet de contacten DIP1 en DIP2 aan. In deze positie is de verlichting uitge-
schakeld. Draai de lux-knop langzaam van min. naar max. tot de ingebouwde
indicator (LED) aangeschakeld is. De lux-instelling is op dit moment gelijk aan
de door de sensor gemeten hoeveelheid daglicht. Als er genoeg daglicht in
de kamer is, draai de lux-knop dan naar min. tot de LED uitgeschakeld is.
Laat de schakelaar in deze positie staan. Als de lux-knop richting min. gedraaid
wordt, wordt de verlichting uitgeschakeld als er minder daglicht is. Als de
lux-knop richting max. gedraaid wordt, wordt de verlichting uitgeschakeld
als er meer daglicht is. Schakel ten slotte de contacten DIP1 en DIP2 uit.
2
4.2 PIR TEST-modus: PIR-werking uittesten
Schakel het contact DIP1 uit en DIP2 aan. De verlichting wordt gedurende 5s.
aangeschakeld door de PIR activering. De geïntegreerde indicator (LED) geeft
aan dat de PIR geactiveerd is. Let wel: tijdens deze test werkt de blokkering
van het daglicht niet meer. Schakel ten slotte contacten DIP1 en DIP2 uit.
4.3 LED-indicatie ON: weergave van PIR-activering
Schakel het contact DIP1 aan. U wordt aangeraden dit contact uit te
schakelen als 'bewaking' niet aangeduid mag worden.
4.4 PIR-gevoeligheidsinstelling
Met de contacten DIP3 en DIP4 kunt u de gevoeligheid van de sensor instellen.
De fabrieksinstellingen van de PIR-sensor zijn:
• sensor in automatische modus;
• LED is uit;
• hoge gevoeligheid.
5. TROUBLESHOOTING
5.1. De verlichting schakelt niet aan
- Schakel de netspanning gedurende min. 5s. uit en schakel de spanning
vervolgens opnieuw in.
- Test of de lampen zelf nog functioneren.
- Controleer de bedrading aan de hand van het aansluitschema.
- Controleer of de voedingsspanning op de sensor aanwezig is.
- Controleer of de lux-waarde ingesteld is op de gewenste lichtintensiteit.
5.2. De verlichting schakelt niet uit
- Controleer of de waarde van de TIME-toets niet te hoog is.
- Verlaat het detectieveld, zodat de sensor niet in werking kan treden.
- Controleer of de spanning constant is.
- Controleer of de sensor niet gericht is op een voorwerp dat temperatuur-
schommelingen kan veroorzaken, bv. airconditioning, een verwarmings-
installatie...
5.3. Na instelling van de lux-waarde blijft het toestel altijd schakelen,
ongeacht de instelling.
Schakel de netspanning gedurende min. 5s uit en schakel de spanning
vervolgens opnieuw in.
NL