8.6.2 Geleidingsvingers – afb. 15
De bovenste en de onderste geleidingsvinger (27)
moet U telkens op de breedte van het zaaglint instel-
len. De voorkant van de vingers mag hoogstens de
ruimte tussen de tanden van het zaaglint bereiken.
De geleidingsvingers dienen het zaaglint licht aan te
raken.
Het zaaglint mag niet ingeklemd worden!
8.7 Vervangen van het tafelinzetstuk (afb. 9)
Het tafelinzetstuk (14) moet worden vervangen als de
sleuf groter wordt of beschadigd raakt.
Verwijder het tafelinzetstuk uit de zaagtafel door
1.
van onderen af deze in te drukken.
Plaats het nieuwe tafelinzetstuk.
2.
Let op dat het bovenste oppervlak van de tafelinleg
op dezelfde hoogte als de zaagtafel ligt.
8.8 Aan/uit-schakelaar (afb. 1)
•
Door op de groene toets „I" (8) te drukken, kan de
zaagmachine worden ingeschakeld. Voordat u met
zagen begint, wacht u tot het zaagblad het maxi-
male toerental heeft bereikt.
Om de zaag weer uit te schakelen, moet de rode
•
knop „0" (8) worden ingedrukt.
De lintzaagmachine is voorzien van een onder-
•
spanningsschakelaar. Bij stroomuitval moet de lint-
zaagmachine opnieuw worden ingeschakeld.
8.9 Toerentalinstelling (afb.1+14+14.1+14.2)
Netstekker loskoppelen!
Deur van de behuizing (1) openen
•
Open de snelspanhendel riemspanning (16) afb.
•
14.1 aan de achterzijde van de machine en schuif
de motor (11) naar links. Sluit nu de snelspanhen-
del weer iets. De aandrijfriem is ontspannen.
Riem in de gewenste stand brengen
•
•
(afb. 14+14.2)
Open de snelspanhendel riemspanning (16) weer
•
en druk de motor iets naar rechts om de riem te
spannen. Sluit de snelspanhendel weer.
Sluit de deur van de behuizing (1).
•
Toerentalbereik:
Toerentalniveau 1 360 m/min.
Voor het bewerken van hardhout en voor fijne zaag-
snedes.
Toerentalniveau 2 720 m/min.
Voor het bewerken van zachthouten blokken en voor
minder fijne zaagsnedes.
Let op!
Bij werkzaamheden aan de machine moeten alle vei-
ligheidsinrichtingen en afdekkingen zijn gemonteerd.
Het bovenste en onderste bandwiel is bekleed door
een vast aangebrachte beveiliging en een bewegen-
de behuizingsdeksel. Bij het openen van het deksel
van de behuizing wordt de machine uitgeschakeld.
Het inschakelen is enkel mogelijk als het deksel ge-
sloten is.
9. Transport
De machine mag alleen aan het frame of het onder-
stel worden geheven en getransporteerd. Voor het
transport mag nooit aan de veiligheidsinrichtingen,
de instelgrepen of de zaagtafel worden geheven.
Tijdens het transport moet de zaagband-veiligheids-
inrichting zich in de onderstand stand en nabij de ta-
fel bevinden.
Nooit aan de tafel heffen!
Voor het transport moet de machine worden losge-
koppeld van het stroomnet.
Voor het gebruik van de rijrichting, plaatst u de trans-
portgreep (19) in de opening van de transportgreep.
(Na het insteken van de transportgreep (19)
deze iets draaien zodat het niet kan wegslippen)
Til nu de machine aan de transportgreep (19) zo ver
op dat de machine op de beide achterste wielen (18)
staat en kan worden verplaatst.
Let op het hoogste zwaartepunt van de machine (bo-
ven zwaarder).
10. Werkinstructies
De volgende adviezen zijn voorbeelden voor een
veilig gebruik van lintzaagmachines. De volgende
veilige werkinstructies worden als bijdragen aan de
veiligheid beschouwd, kunnen echter niet voor elk
gebruik geheel op maat zijn, volledig zijn of worden
toegepast. Deze adviezen kunnen niet alle mogelij-
ke, gevaarlijke omstandigheden behandelen en moe-
ten zorgvuldig worden geïnterpreteerd.
Bij werkzaamheden in afgesloten ruimtes moet de
•
machine op een afzuiginstallatie worden aange-
sloten.
•
Schakel de afzuiginstallatie in voordat u met de be-
werking begint.
Gegevens in combinatie met de beide machine ge-
•
installeerde spaander- en stofafzuiginrichting:
vereiste luchtvolumestroom: 700 m3 h−1
-
Onderdruk bij een geadviseerde luchtsnelheid:
-
1500 PA
-
Aanbevolen luchtsnelheid: 20 ms-1
De contradrukrol moet met een geringe afstand
•
aan de achterzijde van de lintzaagblad worden
geplaatst, zodra het lintzaagblad vrij loopt, nadat
deze is gespannen en de geleiding werd ingesteld
om daarmee een groefvorming van de drukrol te
vermijden, wat tot een beschadiging van het lint-
zaagblad kan leiden en om tijdens het zagen het
lintzaagblad te ondersteunen.
•
Gebruik uitsluitend scherpe zaagbanden.
Als de machine buiten bedrijf is, bijv. na afloop van
•
de werkzaamheden, moet u de zaagband losser
maken. Een overeenkomstige aanwijzing voor het
spannen van de zaagband moet voor de volgende
gebruiker op de machine worden aangebracht.
Niet gebruikte zaagbanden moeten worden verza-
•
meld en op een droge plek veilig worden bewaard.
Voor gebruik de banden controleren op defecten
(tanden, scheuren). Defecte zaagbanden niet ge-
bruiken!
•
Bij het bedienen van de zaagbanden moeten de
juiste veiligheidshandschoenen worden gedragen.
NL
235