2. Druk de maaihoogte-instelling (4) licht naar voren,
dan naar de behuizing en zet de instelling op de
gewenste positie.
Til daartoe de grasmaaier eventueel licht op.
Positie 1/2 is voor bijzonder kort gras (25/35 mm),
positie 3/4 voor middelhoog gras (45/55 mm), positie
5/6 voor hoog gras (65/75 mm).
De juiste maaihoogte is ongeveer 25 - 45 mm voor
een siergrasveld en ongeveer 45 - 65 mm voor een
gebruiksgrasveld.
Voor de eerste snede in het seizoen moet een grote
maaihoogte worden gekozen.
3. Druk de maaihoogte-instelling naar buiten, opdat
deze op de gewenste positie vastklikt.
Instellingen niveaumeter
Aan de zijkant van de grasopvangzak (15) is een
niveaumeter (26) aangebracht.
De
niveaumeter
wordt
luchtstroom in de grasopvangbox geopend. Wanneer de
niveaumeter tijdens bedrijf gesloten blijft, betekent dat de
grasopvangbox vol is en geleegd moet worden.
Niveaumeter geopend:
Grasopvangzak leeg
Niveaumeter gesloten:
Grasopvangzak gevuld
Grasmaaier in-/uitschakelen (afb. 8)
De grasmaaier kan naar wens met een accu
worden gebruikt.
Het maakt niet uit in welk vak u de accu plaatst.
Een tweede accu verlengt de looptijd van de
maaier.
WAARSCHUWING!
Gevaar voor letsel en beschadiging!
Ondeskundig starten van de grasmaaier kan tot
ernstig letsel en beschadigingen leiden.
- Start en gebruik de startvoorziening voorzichtig,
volgens de instructies van de fabrikant.
1. Steek de veiligheidssleutel (6) in de voorziene
opening tot hij vastklikt.
2. Zorg ervoor dat de grasmaaier op een geschikte
plaats staat en de maaimessen geen letsel of
beschadigingen kunnen veroorzaken.
3. Om in te schakelen, drukt u op de ontgrendelingsknop
(18) en houdt u deze vast, terwijl u de startbeugel (2)
in de richting van de greepbeugel (1) trekt. Laat de
ontgrendelingsknop los.
De motor start op en de maaimessen beginnen te
roteren.
De motor draait en de maaimessen roteren, zolang de
veiligheidsbeugel opgetild is.
Zodra de motor loopt, kunt u de zekeringknop loslaten.
4. Voor het uitschakelen, laat u startbeugel (2) los.
5. Wacht tot alle roterende delen volledig tot stilstand
gekomen zijn.
tijdens
bedrijf
door
Werken met het apparaat
Let op de geluidsreductie en lokale voorschriften.
Regelmatig maaien stimuleert de grasplant om meer blad
te vormen, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat onkruid
afsterft. Daardoor wordt het gazon na elk maaiproces
dichter en ontstaat er een gelijkmatig belastbaar gazon.
De eerste snede gebeurt vanaf ca. april bij een
groeihoogte van 70- 80 mm. In de hoofdvegetatietijd
wordt het gazon ten minste een keer per week gemaaid.
•
Voer het apparaat in looptempo in zo recht mogelijke
banen. Om tijdens het maaien niets over te
slaan, moeten de banen altijd enkele centimeters
overlappen.
•
Stel de maaihoogte dusdanig in dat het apparaat niet
overbelast wordt. Anders kan de motor beschadigd
raken.
•
Werk altijd dwars op de helling. Wees altijd bijzonder
voorzichtig bij het achterwaarts lopen en het
de
aantrekken van het apparaat.
•
Reinig het apparaat na elk gebruik zoals beschreven
in hoofdstuk "Reiniging en onderhoud".
Na het uitschakelen van het apparaat draait
het mes nog enkele seconden door. Raak het
draaiende mes niet aan. Er bestaat gevaar
voor persoonlijk letsel.
De accu's worden slechts gedeeltelijk geladen geleverd
en moet voor het eerste gebruik volledig opgeladen
worden.
• Laad de batterij opnieuw op als het apparaat te
langzaam draait of blijft stilstaan.
• De Li-Ion accu kan altijd opgeladen worden, zonder
de levensduur te verkorten. Het onderbreken van het
laadproces schaadt de accu niet.
• De Li-Ion accu is beschermd tegen diepontlading door
de "Electronic-Cell Protection".
• Een aanzienlijk kortere bedrijfstijd van de geladen
accu geeft aan, dat de accu verbruikt is en vervangen
moet worden.
• Gebruik uitsluitend originele reserve-accublokken.
Opslag
• Accu
uitsluitend
omgevingstemperatuur van +10 °C tot +40 °C.
• Accu tegen water en vocht beschermen.
• Laad de accu voor het bewaren op.
Vervoer/transport
• De gebruiker kan de accumulator tijdens het wegtransport
zonder verdere eisen naar de opstellingslocatie van het
apparaat brengen, mits de lading op passende wijze
is vastgezet.
Aanwijzingen betreffende de verzending voor
reparatie of diagnostische doeleinden:
• Verzend accu's uitsluitend als de behuizing
onbeschadigd is.
Gevaar voor kortsluiting!
Voor verwijdering, transport of opslag moet de accu
worden verpakt (plastic zak, doos) of de contacten
moeten worden afgeplakt.
NL-8
bewaren
binnen
een