In bedrijf stellen
DIP schakelaars
Normaal gesproken voldoet de standaard instelling van de 8
miniatuur (DIP) schakelaars die zich achter het bedieningspa-
neel van de acculader bevinden.
Om de acculader optimaal af te stemmen op de installatie kun-
nen de volgende instellingen worden uitgevoerd.
NB. Schakelaar 1 en 8 worden niet gebruikt.
Temperatuurcompensatie
Indien een accu- temperatuursensor is aangesloten dient scha-
kelaar 2 in positie 'OFF' te staan.
Indien schakelaar 2 in positie 'OFF' staat en er is geen accu-
temperatuursensor aangesloten, dan wordt er uitgegaan van
een accutemperatuur van 25˚C.
Schakelaar 2
Float
Indien gewenst kan in plaats van de standaard IU-karakteristiek
een laadkarakteristiek worden gekozen waarbij de maximale
laadspanning is begrensd op de z.g. 'floatspanning' (13,5 Volt
resp. 27,0 Volt). Schakelaar 3 dient dan in positie 'ON' te staan.
Acculader type BC25, BC30, BC50, BC60
GEEN ACCU TEMP . SENSOR
AANGESLOTEN
ACCU TEMP . SENSOR
AANGESLOTEN
FLOATSCHAKE-
LAAR UIT
FLOATSCHAKE-
LAAR AAN
Schakelaar 3
Equalize
Indien gewenst kan in plaats van de standaard IU-karakteristiek
een laadkarakteristiek worden gekozen waarbij de maximale
laadspanning is begrensd op de gasspanning (14,2 Volt resp.
28,4 Volt). Schakelaar 4 dient dan in positie 'ON' te staan. Deze
stand werkt alleen als schakelaar 3 in de positie 'OFF' staat.
BOOSTSCHAKE-
LAAR UIT
BOOSTSCHAKE-
LAAR AAN
Schakelaar 4
Laadspanning
Standaard is de acculader ingesteld op een laadspanning van
14,2 Volt resp. 28,4 Volt. Indien er een grote spanningsval over
de aan- en afvoerleidingen optreedt of voor gebruik van tractie-
batterijen kunt u de laadspanning compenseren met de daar-
voor bedoelde minischakelaar.
De instelling van de laadspanning kan worden gewijzigd in
14,8 V, 15,3 V of 15,9 V resp. 29,0 V, 29,5 V of 30,1 V.
Schakelaar 5 en 6
NEDERLANDS
3
9.0108