nl
Bedieningspaneel
Afb. !
1
Hoofdschakelaar Aan/Uit
Om het hele apparaat in en uit te
schakelen.
2
Insteltoetsen voor de temperatuur
Met de toetsen Æ en Ç wordt de
gewenste temperatuur ingesteld.
Daarvoor eerst met de selectietoet
sen koelzone onder 4 of koelzoen
boven 5 de in te stellen koelzone se
lecteren.
3
Temperatuurindicatie
De ingestelde temperatuur wordt
aangegeven:
Bovenste temperatuurindicatie:
Indicatie van de temperatuur in de
bovenste koelzone
Onderste temperatuurindicatie:
Indicatie van de temperatuur in de
onderste temperatuurzone
4
Onderste koelzone:
Toets indrukken – op het display
wordt †"£ ƒ aangegeven.
Attentie:
De temperatuur in de koelruimte kan
van +5 °C tot +22 °C worden
ingesteld.
De onderste zone in de koelkast kan
niet warmer worden ingesteld dan
de bovenste zone.
5
Bovenste koelzone:
Toets indrukken – op het display
wordt †"£ ‚ aangegeven.
Attentie:
De temperatuur in de koelruimte kan
van +8 °C tot +22 °C worden
ingesteld.
Het bovenste deel van de kast kan
niet kouder worden ingesteld dan
het onderste deel.
54
6
Lichtschakelaar
Apparaat opstellen
Geschikt voor het opstellen zijn droge,
ventileerbare vertrekken. Het apparaat
liefst niet direct in de zon of naast een
fornuis, verwarmingsradiator of andere
warmtebron plaatsen. Is plaatsing naast
een warmtebron niet te vermijden, maak
dan gebruik van een isolerende plaat of
neem de volgende minimumafstanden in
acht:
naast elektrische‐ of gasfornuizen 3 cm.
naast een CV‐installatie 30 cm.
Let op omgevings-
temperatuur
en beluchting
De klimaatklasse staat aangegeven
op het typeplaatje. Hiermee wordt
aangegeven bij welke omgevingstem
peratuur het apparaat gebruikt kan wor
den.
klimaatklasse
SN
N
ST
T
toelaatbare
omgevingstemperatuur
+10 °C tot 32 °C
+16 °C tot 32 °C
+16 °C tot 38 °C
+16 °C tot 43 °C