7.
T R A N S P O RT, O PS L AG E N
VERWIJDERING
7.1. TRANSPORT
Telkens wanneer de machine verplaatst, geheven, vervoerd
of overgeheld moet worden, moet men:
• Zet de machine stil.
• Zorg ervoor dat elk bewegend onderdeel gestopt is.
• Maak de bougiedop los of verwijder de veiligheidssleutel
of de batterij (bij modellen met elektrische startknop met
drukknop).
• Stevige werkhandschoenen dragen.
• De machine vastnemen op punten waar u een stevige grip
hebt, rekening houdend met het gewicht en de spreiding
van het gewicht.
• Gebruik voldoende mensen in functie van het gewicht
van de machine.
• U ervan te verzekeren dat de bewegingen van de machine
geen schade of letsels veroorzaken.
• Ze stevig aan het vervoersmiddel bevestigen met
koorden of kettingen om te vermijden dat ze kantelt en
zo eventueel beschadigd kan worden of dat er brandstof
zou kunnen lekken.
7.2. STALLING
Wanneer de machine gestald moet worden:
• Start de motor in open lucht en laat hem op het laagste
toerental draaien tot de stilstand, zodat alle in het reservoir
overgebleven brandstof opgebruikt wordt.
• Reinig de machine zorgvuldig.
• Controleer de integriteit van de machine;
Berg de machine op:
• In een droge ruimte.
• Beschermd tegen slechte weersomstandigheden.
• Buiten bereik van kinderen.
• Na zich ervan verzekerd te hebben de sleutels of
werktuigen die voor het onderhoud gebruikt werden,
verwijderd te hebben.
OPMERKING Berg de machine zo op dat deze geen gevaar
vormt in geval van contact, zelfs per ongeluk of toevallig, met
mensen, kinderen of dieren.
NL - 5