Netadapter aansluiten
Voetpedaal aansluiten en gebruiken
De naaistart resp. -stop kunt u ofwel regelen via de aan-/uitschakelaar (5) of het voet-
pedaal (25).
OPGELET!
■
Let erop dat zich niets op het voetpedaal bevindt, wanneer de naaimachine niet in
gebruik is!
Instellen van de draadspanning
Het is belangrijk om tijdens het naaien met de juiste draadspanning te werken. Een ver-
keerde draadspanning heeft tot gevolg dat er steken worden overgeslagen. De spanning
moet afhankelijk van de steeksoort, draad en stof worden aangepast. De meeste naaiklus-
jes kunnen met een spanning tussen 3 en 5 worden uitgevoerd (4 is de basisinstelling).
59
1. Zorg ervoor dat de aan-/uitschakelaar (5) op positie OFF
(uit) staat.
2. Sluit de stekker van het adaptersnoer aan op de bus DC6V
1200mA (20) van de naaimachine.
3. Steek de adapterstekker in een goed toegankelijke con-
tactdoos, die overeenkomt met de technische gegevens.
4. Om het apparaat te ontkoppelen van het stroomnet, trekt
u eerst de adapterstekker uit de contactdoos en dan het
adaptersnoer uit de bus van het apparaat.
•
Steek de stekker van het voetpedaalsnoer in de bus Foot
Pedal (21) van de naaimachine en plaats het voetpedaal
op de vloer.
•
Wanneer het voetpedaal met de voet wordt ingedrukt,
loopt de naaimachine. Wanneer u het voetpedaal loslaat,
stopt de naaimachine.
•
Test de steeksoort het beste op een proefl apje dat u later
wilt bewerken. Wanneer de draadspanning op de juiste
wijze is ingesteld, is deze voor de boven- en onderdraad
telkens even sterk, zodat beide draden elkaar kruisen in
het midden van de stof. De basisinstelling van de boven-
draadspanner (10) is 4.
•
Voor zware stof bijvoorbeeld is een geringere boven-
draadspanning nodig. Wanneer de steken te strak zijn, is
de bovendraadspanning te sterk ingesteld. Draai de bo-
vendraadspanner naar het eerstvolgende lagere getal, om
de spanning te verminderen.
NL